Kraaikop krielen |
|||||||
Herkomst: In Nederland ontstaan in 1925. Algemene indruk: Een fors, enigszins hooggesteld dwerghoen van het landhoentype met opgerichte houding en een vrij lange rug. Relatief breed in de schouders met bevederde loopbenen, opvallende gierhakken en typisch kamloze kop. Vormbeschrijving |
|||||||
Romp
Kop
Kam
Snavel
Kinlellen Oorlellen Ogen Hals
Rug &
Zadel Borst Vleugels Schouders Staart
Achterlijf Dijen
Loopbenen Tenen
Bevedering |
Breed tussen de schouders, slechts weinig smaller wordend naar achteren; diep. Middelgroot, vrij kort, tamelijk breed tussen de ogen; de kop toont klein door het ontbreken van enige kamvorming. Boven de verhoogd liggende en opengesperde neusgaten (de neusdop) bevindt zich een zadelvormig uitgeholde afdekking waarachter een geringe verhoging. De bovenzijde van de kop is voorzien van kroesachtige fijne veertjes; gezicht rood. Ontbreekt; kamvorming slechts rudimentair; op het schedeldak en aan de basis van de bovensnavel mag geen verhoogd rood kamvlees aanwezig zijn. Tamelijk fors, enigszins gebogen, grote verhoogd liggenmde neusgaten (de neusdop). Variërend van licht tot donker hoornkleurig al naargelang de kleurslag. Middellang, goed afgerond; helderrood. Vrij klein en langwerpig; wit. Oranjerood tot roodbruin (2013). Ruim middellang, rechtop en niet naar achteren gedragen, geleidelijk dun-ner wordend naar de kop; halsbehang flink ontwikkeld, de hals vrijwel om-sluitend en afhangend tot op de schouders. Vrij lang, breed over de gehele lengte, doch vooral tussen de schouders, enigszins aflopend naar achteren, in een ronde hoek overgaande in de staart; zadel breed; zadelbehang goed ontwikkeld. Breed, vrij gerond, diep van terzijde gezien enigszins naar voren gedragen. Tamelijk krachtig ontwikkeld, goed aangetrokken gedragen. Breed, goed gerond. Goed ontwikkeld, middelhoog gedragen; stuurveren breed, vrij lang en tamelijk gespreid; sikkels lang, breed en sierlijk gebogen; staartdekveren goed ontwikkeld. Matig diep met normale donspartij. Vrij krachtig, goed bevederd, van voren gezien flink uit elkaar geplaatst en tamelijk lang; aan de buitenzijde voorzien van lange, naar verhouding tot hun lengte, vrij smalle, stevige gierhakken. Ruim middellang, aan de buitenzijde bevederd; vier tenen, middellang; middenteen matig, buitenteen tamelijk sterk bevederd; kleur loopbenen en tenen variërend naar gelang de kleurslag. Normale bevedering en donspartij. |
||||||
Eventuele verschillen tussen haan en hen Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis. Ernstige fouten Smalle en sterk aflopende lichaamsbouw; te geringe grootte; te lage of te hoge beenstelling; afhangende vleugels; te laag of te hoog gedragen staart; te losse of te krappe en te korte bevedering; kamvorming. Ontbreken van verhoogde neusgaten. Ontbreken van gierhakken. Ontbreken van voetbevedering. Fouten Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend. Enig rood en verhoogd kamvlees. Kamvlees voor de neusdop. Niet summetrische neusdop. Nauwelijks ontwikkelde gierhakken.
Kleurslagen: Zwart: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 99 van de Algemene Kleurbeschrijving, met dien verstande, dat de kleur weinig glanzend, doch wel diep zwart is. Snavel zwartachtig hoornkleurig. Loopbenen en tenen donker leiblauw met zwarte gloed op de schubben bij jonge dieren. Wit: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 98 van de Algemene Kleurbeschrijving. Snavel licht hoornkleurig. Loopbenen en tenen blauwgrijs tot leiblauw. Blauw (gezoomd): Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 101 van de Algemene Kleurbeschrijving. Snavel donker hoornkleurig. Loopbenen en tenen donker leiblauw. Koekoek: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 104 van de Algemene Kleurbeschrijving. Snavelkleur hoornkleurig wit, been- en teenkleur vleeskleurig wit. Bij hennen ie enige onregelmatige blauwgrijze aanslag toegestaan. c 01-17 |
|||||||
speciaalclub |
Fokkers Frisia |
||||||