Minorca krielen |
|||||||
Herkomst: Engeland, begin 20e eeuw. Algemene indruk: Een vrij hoog gesteld krielhoen; tamelijk fors, doch niettemin slank hoen met een enigszins opgerichte houding. Het ras is erkend zowel met enkele als met rozenkam. Vormbeschrijving |
|||||||
Romp Kop
Kam
Snavel Kinlellen Oorlellen
Ogen Hals Rug & Zadel
Borst Vleugels
Schouders Staart
Achterlijf Dijen Loopbenen Tenen Bevedering |
Vrij lang, breed en diep, gestrekt van bouw. Middellang, breed en diep; gezicht glad, vrij fijn van weefsel zonder haarveertjes; rood. Enkelkammig: groot, recht en rechtop gedragen. Stevig aan de basis, tamelijk fijn van weefsel, van achteren flink over de kop heen reikend met de neiging om de halslijn te volgen zonder daarop te rusten; 5 of 6 kamtanden, bij voorkeur 5; levendig helderrood. Rozenkammig: middelgroot en breed van voren, fijn van weefsel, staat stevig en recht op de kop, van voren naar achteren smaller wordend en uitlopend in een goed ontwikkelde recht achterwaarts gerichte ronde kamdoorn; helder-rood. Stevig, vrij lang, fraai gebogen, kleur al naar gelang de kleurslag. Lang, glad, fraai gerond, fijn van weefsel; rood. Groot, amandelvormig, breed aangezet, glad en fijn van weefsel, vlak tegen het gezicht aanliggend, van onderen fraai gerond; zuiver wit, zacht glanzend. Groot, bijna rond, vol uitdrukking, kleur naar gelang de kleurslag. Vrij lang, licht gebogen en opgericht gedragen; overvloedig halsbehang. Lang, recht, vlak tussen de schouders, over de gehele lengte vrij breed en gerond aan de zijden, iets versmallend en aflopend naar de staart; zadelbe-hang vrij breed en overvloedig; zadelveren vrij lang. Breed, vol, matig gerond, iets naar voren gedragen. Groot, middellang, aansluitend tegen het lichaam gedragen zonder af te hangen; grote en kleine slagpennen breed. Goed gerond, breder dan het zadel. Goed ontwikkeld, vol bevederd, enigszins samengevouwen gedragen, een stompe hoek met de ruglijn vormend; staartveren breed, sikkelveren vrij breed en goed gebogen, staartdekveren overvloedig. Matig diep. Donspartij kort. Ruim middellang, goed uit elkaar en recht onder het lichaam geplaatst. Vrij lang, glad; vier tenen; kleur al naar gelang de kleurslag.
Goed ontwikkeld; gesloten aanliggend, matige donsontwikkeling. |
||||||
Eventuele verschillen tussen haan en hen Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis. Bij de enkelkammige hen staat het kamfront rechtop, het achterste deel valt sierlijk naar een zijde om zonder het zicht te belemmeren. Ernstige fouten Te veel rood in de oorlellen; veel wit in het gezicht, sterk afwijkende oorvorm. Bij rozenkammige dieren te brede, de neusgaten bedekkende kam. Fouten Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend. Bovendien te gedrongen van bouw.
Kleurslagen: Zwart: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 99 van de Algemene Kleurbeschrijving. Ogen: donkerbruin tot bruinzwart. Snavel: zwart of zwartachtig hoornkleurig. Loopbenen en tenen donker leiblauw met zwarte gloed op de schubben bij jonge dieren. Voetzolen: wit. Wit: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 98 van de Algemene Kleurbeschrijving. Ogen: roodbruin. Snavel, Loopbenen en tenen: rose-achtig wit. Gestreept: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 107 van de Algemene Kleurbeschrijving. Ogen: roodbruin. Snavel: grijs-wit. Loopbenen en tenen: rose-achtig wit of grijswit. Buff: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 103 van de Algemene Kleurbeschrijving. Ogen: roodbruin. Snavel, Loopbenen en tenen: rose-achtig wit. Blauw(ongezoomd): Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 100 van de Algemene Kleurbeschrijving. Ogen: donkerbruin. Snavel: zwartachtig hoornkleurig. Loopbenen en tenen donker leiblauw. Parelgrijs: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 102 van de Algemene Kleurbeschrijving. Ogen: donkerbruin. Snavel: zwartachtig hoornkleurig. Loopbenen en tenen donker leiblauw. c 01-17 |
|||||||
speciaalclub |
Fokkers Frisia |
||||||