Bielefelders |
|||||||
Herkomst: In de jaren ’70 in de omgeving van Bielefeld gefokt en in 1980 in West-Duitsland erkend. Algemene indruk: Een fors hoen met een lange en brede, vrijwel horizontaal gedragen rug; diepe brede borst en goed ontwikkelde legbuik. Nauwelijks middelhoog gesteld. Het is een scheikuikenras, waarbij het geslacht van de eendagskuikens aan de donskleur is te herkennen. De haantjes zijn okergeel met een lichtbruine rugstreep en een duidelijke witte vlek op de kop, de hennetjes zijn lichtbruin met een donkerbruine rugstreep en een klein, onduidelijk kopvlekje. Vormbeschrijving |
|||||||
Romp Kop Kam
Snavel Kinlellen Oorlellen Ogen Hals Rug & Zadel Borst Vleugels
Schouders Staart
Achterlijf Dijen
Loopbenen Tenen Bevedering |
Lang en breed, diep van voren. Middelgroot. Enkel, middelgroot met vier tot zes tanden, ingesneden tot ongeveer het midden van het kamblad. De kamhiel volgt gedeeltelijk de ronding van de nek, zonder hierop te rusten; levendig rood. Stevig, middellang; geelachtig hoornkleurig. Middellang, goed gerond; rood. Langwerpig, middelgroot; rood. Oranjerood. Stevig, licht gebogen. Goed ontwikkeld halsbehang. Rug breed tussen de schouders, lang en recht, vrijwel horizontaal gedragen. Zadel breed met goed ontwikkeld behang. Breed en diep, goed afgerond en iets naar voren gedragen. Middelgroot, goed gesloten en stevig tegen het lichaam gedragen. Vleugelboeg iets gewelfd. Breed. Middelgroot, voorzien van brede stuurveren, die goed worden afgedekt door middellange sikkels en bijsikkels. De staart wordt goed gespreid en nauwelijks middelhoog gedragen. Breed en vol. Bij de hen een goed ontwikkelde legbuik. Kort en stevig, goed uit elkaar en evenwijdig aan elkaar onder het lichaam geplaatst. Gaan grotendeels schuil in de flankbevedering. Middellang, onbevederd; geel. Vier tenen. Middelmatig brede lichaamsbevedering. Geringe dijkussens toegestaan. |
||||||
Eventuele verschillen tussen haan en hen Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis. Bij de hen een staande kam, waarvan het achterste deel bij leggende dieren iets mag omvallen. Bij de hen wordt veel waarde toegekend aan een diepe, naar voren gedragen borst en een volle legbuik. Ernstige fouten Vlakke, hoog gedragen of smalle borst; klein; smalle romp; korte of holronde rug; hoge staartdracht; hoge beenstelling; onvoldoende ontwikkelde legbuik bij de hen; wit in de oorlellen. Fouten Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend. Iets te laag gedragen staart.
Kleurslagen: Koekoekroodpatrijs: Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 10 van de Algemene Kleurbeschrijving. |
|||||||
speciaalclub |
|||||||