Sumatra’s |
|||||||
Herkomst: De Sumatra’s ontlenen hun naam aan het eiland Sumatra, vanwaar ze in de 1e helft van de 19e eeuw naar Amerika en omstreeks 1880 naar Europa kwamen. Algemene indruk: Een zeer sierlijk, middelgroot, levendig, fazantachtige hoen, dat uitmunt door een rijke sierbevedering en bovendien met een zeer intensieve groene glans op de bevedering. Zij vallen op door hun purperrode kopversierselen; meersporigheid bij hanen geniet de voorkeur Vormbeschrijving |
|||||||
Romp Kop
Kam
Snavel
Kinlellen
Oorlellen Ogen
Hals
Rug & Zadel
Borst Vleugels
Schouders Staart
Achterlijf Dijen
Loopbenen Tenen
Bevedering |
Vrij lang, zeer vast aanvoelend en gespierd. Klein, vrij kort met enigszins geronde, brede bovenkop; gezicht zwartachtig donker purperrood, begroeid met fijne, zwarte veertjes. Drierijig; klein, laag op de kop geplaatst, fijn van weefsel; donker purperachtig rood. Stevig, vrij kort tot nauwelijks middellang, licht gebogen; donker olijfgroen of zwartachtig hoornkleurig. Zeer klein en kort, fijn van weefsel, kleine keelwam toegestaan; donker purperachtig. Klein, vrij kort, fijn van weefsel; donker purperachtig rood. Groot, levendig, oplettend en moedig van uitdrukking; zeer donker roodbruin tot zwartbruin, bij voorkeur eerstgenoemde kleur. Ruim middellang, toont korter door de rijk ontwikkelde halsbevedering, die de hals geheel omsluit met een volle halskraag en de schouders en bovenrug bedekt. Rug middellang, breed tussen de schouders en een weinig smaller wordend naar achteren, iets aflopend naar de staart; zadelbehang zeer lang en afhangend. Breed, vol en gerond, hooggedragen. Krachtig, lang en groot, enigszins hoog aan de schouders en goed aange-sloten aan het lichaam gedragen, noch afhangend noch op de rug rustend; grote en kleine slagpennen breed. Breed, doch afgerond. Zeer rijk bevederd, horizontaal, doch niet slepend gedragen; sikkels lang, slechts in de tweede helft gebogen, sterk van schacht en breed van vaan, tot aan de grond reikend; staartdekveren talrijk en sterk ontwikkeld, staartstuur-veren breed en lang, weinig gebogen, enigszins gespreid gedragen. Matig ontwikkeld. Middellang, zeer krachtig, goed uit elkaar geplaatst; bevedering vol doch glad aanliggend. Middellang, fijn gebouwd, niet plat of dun, met glad aanliggende, fijne schubben; vier lange , krachtige tenen met sterke nagels, de achterteen naar achteren geplaatst en op de grond rustend; donker olijfgroen tot zwartachtig groen; voetzolen geelachtig. Zeer vol en overvloedig, doch niet zacht en donsrijk, glad aanliggend. |
||||||
Eventuele verschillen tussen haan en hen Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis. De kopversierse-len van de hen zijn nog donkerder van kleur dan die van de haan. Ernstige fouten Onvoldoende siergevederte; overmatig lange sleepstaart; onvoldoende groene glans; rode kop-versierselen. Fouten Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend. Onvoldoende purperkleur in de kop.
Kleurslagen: Zwart Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 99 van de Algemene Kleur-beschrijving. De gehele bevedering moet evenwel sterk groen glanzen. |
|||||||
speciaalclub |
Fokkers Frisia |
||||||