Welsumers |
|||||||
Herkomst: Ontstaan in de streek langs de IJssel, in de buurt van het plaatsje Welsum. Zowel Barnevelders, patrijs Leghorns en Rhode Islands Reds zijn o.a. gebruikt voor de creatie van het ras, terwijl ook de invloed van Aziatisch bloed vrijwel zeker is. Algemene indruk: De Welsumer, hoewel tamelijk fors van bouw, houdt in algemeen voorkomen en bevederingtype het midden tussen middelzware en lichte rassen. De hennen vertonen een diep en vol achterlijf. De kop toont in verhouding tot het lichaam klein, vooral bij de hennen. Bekend door de zeer grote, donkerbruine eieren. Vormbeschrijving |
|||||||
Romp Kop
Kam
Snavel
Kinlellen Oorlellen Ogen Hals
Rug & Zadel Borst Vleugels
Schouders Staart
Achterlijf Dijen Loopbenen Tenen Bevedering |
Diep, horizontaal gedragen; middellang. Nauwelijks middelgroot, naar verhouding vrij klein, goed uitgesneden aan de keel, zonder keelwamontwikkeling; gezicht vol, levendig rood, zoveel mogelijk vrij van haarachtige veertjes. Enkel, vrij klein, recht en rechtop staande, met 5 of 6 regelmatig gevormde, vrij diep ingesneden tanden; de hiel volgt enigszins de buiging van de nek; fijn van weefsel; levendig rood. Middellang, stevig, enigszins gebogen aan de punt; geel, licht hoornkleurige aanslag op de bovensnavel. Vrij kort, breed en goed afgerond, fijn van weefsel; levendig rood. Vrij klein, langwerpig, vrij van diepe vouwen, fijn van weefsel; levendig rood. Levendige uitdrukking, groot, oranjeachtig roodbruin. Matig lang, enigszins naar voren gedragen; halsbehang goed ontwikkeld, reikend tot op de schouders, de voorzijde van de hals grotendeels omslui-tend, naar achteren afhangend op de rug. Middellang, breed, vrijwel horizontaal. Breed met vol zadelbehang, in een kortronde lijn overgaande in de staart. Breed en vrij diep, goed gerond. Goed ontwikkeld, goed aangesloten en bijna horizontaal gedragen, de vleugelpunten schuilgaande onder het zadelbehang; brede grote en kleine slagpennen. Breed. Vrij hoog gedragen, goed ontwikkeld; stuurveren vrij goed ontwikkeld, sikkels goed gebogen, niet veel voorbij de staartstuurveren reikend, vrij goed ontwikkelde staartdekveren. Sterk ontwikkeld, donspartij vol. Krachtig en middellang, vol bevederd. Evenwijdig aan elkaar staande en goed uit elkaar geplaatst, middellang, krachtig, glad geschubd; vier tenen, lang; warm geel. Vol en glad aanliggend, zonder overmatige donsontwikkeling. |
||||||
Eventuele verschillen tussen haan en hen Behoudens secundaire geslachtskenmerken geen verschillen van betekenis. De staart van de hen wordt nauwelijks gespreid gedragen en is betrekkelijk kort. Ernstige fouten Zeer grove kopversierselen, sterk aflopende lichaamshouding, grove kop met sterk ontwikkelde keelwam; te smalle, ondiepe bouw; wit in de oorlellen; sterk afwijkende oogkleur; bevedering aan de loopbenen. Fouten Bovenstaande ernstige fouten in mindere mate voorkomend; bovendien slechte staartformatie; krappe of te donsrijke bevedering.
Kleurslagen: Roodpatrijs Kleur en tekening van haan en hen, zoals aangegeven onder nr. 8 van de Algemene Kleur-beschrijving. |
|||||||
speciaalclub |
|||||||