8.

Roodpatrijs

c 01-17

overzicht kleurslagen

·       Kleur en tekening van de haan

Kop: goudbruin.

Hals: halsbehang goudbruin, onderste halsbehangveren met enigszins zwarte schachtstreeptekening; voorzijde van de hals zwart, iets bruin toegestaan.

Rug: diep rood.

Zadel: zadelbehang goudbruin; de veren, grenzende aan de staartdekveren, met enige, nauwelijks zichtbare schachtstreeptekening.

Staart: stuurveren zwart, steunveren zwart; sikkels, bijsikkels en staartdekveren groenglanzend zwart, de laatste enigszins bruin gerand.

Vleugels: boegveren zwart; schouderveren diep roodbruin; vleugelband enigszins violetachtig glanzend zwart, al of niet met enige bruine spikkels.

Grote slagpennen zwart met een bruin randje langs de buitenvaan;

kleine slagpennen: binnenvaan zwart met lichtelijk bruin gepeperde rand en bruine spikkels op de uiteinden, buitenvaan omberbruin, zodat bij gesloten vleugel een omberbruine vleugeldriehoek gevormd wordt.

Borst: zwart, doormengt met roodbruin gevlekte veerdelen.

Buik: dofzwart, al of niet met enig bruin doormengd; flanken zwart met enig bruin doormengd .

Achterlijf: grijs tot vaalzwart met enige bruine pepering.

Dijen: dofzwart, iets sterker bruin doormengd dan de borst. Donskleur van alle veergroepen: grijsachtig.

·       Kleur en tekening van de hen

Kop: goudbruin.

Hals: halskraag van boven naar onder overgaande van roodbruin tot licht goudbruin met enigszins onderbroken zwartachtige schachtstreeptekening met gouden midden in de onderste helft van de halskraag waarbij het zwart naar onder toe iets in kracht toeneemt.

Rug en zadelkussen: warm roodachtig bruin met zwartachtige pepering zonder lichte veerranden.

Staart: stuurveren dofzwart, behalve de beide bovenste veren welke dofbruin gespikkeld zijn langs de randen; staartdekveren warm roodachtig bruin met iets meer zwartachtige pepering dan de rug- en zadelveren.

Vleugels: boeg-, schouder- en vleugeldekveren warm roodachtig bruin met zwartachtige pepering zonder lichte veerranden.

Grote slagpennen: buitenvaan zwart met geelbruine spikkels, binnenvaan dofzwart, aan het einde een weinig bruin gespikkeld.

Kleine slagpennen: buitenvaan bruin met zwarte spikkeltjes, binnenvaan sterker gepeperd.

Voorzijde van de hals en borst: egaal donker zalmkleurig.

Buik: zalmkleurig, naar achteren toe overgaande in bruingrijs; achterlijf bruingrijs met grijsachtige pepering. Dijen: zalmkleurig bruin. Donskleur: grijsachtig.

ü  Ernstige fouten bij de haan

Wit in enig deel van het gevederte; rode borst en sterke schachtstreeptekening.

ü  Ernstige fouten bij de hen

Wit in enig deel van het gevederte; effen rode veren op schouders en rug en te lichte grondkleur.

o   Fouten bij de haan

Veel bruin of rood in borst, buik en dijen; iets te veel schachtstreeptekening; onvolledig gekleurde vleugeldriehoek.

o   Fouten bij de hen

Te rode of te grijze gloed op schouders, rug en zadelkussen; veel schachtstreeptekening in de hals: lichte nerven.