Kleurdwerg |
|||
c 09-17 |
|||
Rasinformatie
Oorsprong: Nederland, ontstaan uit Pooltjes en wilde konijnen van klein formaat. Bijzonderheden: De oren zijn gemiddeld 5 centimeter lang. Kleurdwergen komen ook voor met bijzondere haarstructuren als rexbeharing, angora en vosbeharing. Een Kleurdwerg als huisdier: Kleurdwergen zijn ontzettend gewild als huisdier. Ze komen natuurlijk in alle kleuren en vachtstructuren voor, en doordat ze zo klein zijn willen mensen ze graag in huis nemen. Ze nemen minder ruimte in beslag als een groot formaat konijn en zijn makkelijker op te tillen. Kleurdwergen willen nog wel eens een temperamentvol karakter hebben, dus een goede opvoeding (aandacht en goede leefomgeving) is erg belangrijk voor een kleurdwerg, om te zorgen dat ze niet bijterig of agressief worden. |
|||
speciaalclub |
|||
Kleurdwerg (haarstructuur) |
||
Vosbeharing
Alleen in de kleur wit. De granharen van de pels moeten zo stevig mogelijk zijn, de bij- en wolharen zullen zeer talrijk moeten zijn om deze granharen te ondersteunen, waardoor de pels in een bepaalde stand blijft staan. De ideale pelsconditie bij het tentoonstellingsdier is een geheel doorgehaarde pels, zonder dun behaard of kaal plekje. De verharing herkent men duidelijk aan het oude, afstervende en het nieuw groeiende haar is zichtbaar en te onderscheiden. Niet enkele in 't rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is als verharing te beschouwen. De pels moet vol gehaard zijn. De haren zijn aan de wortel enigszins fijn, naar boven dikker wordend, om in de punten weer fijner te eindigen. De beharing mag niet golvend zijn en geen wollig aanzien geven. De pels moet veel onderwol bevatten, om de dekharen te steunen, zodat deze niet plat op het lichaam komen te liggen. Bij de beoordeling mogen de grannen niet verder voorover vallen dan horizontaal, hoe schuiner deze haren blijven staan hoe beter de kwaliteit is, vallen deze haren verder dan horizontaal dan is de granbeharing te slap. De hoofdwaarde van deze pels ligt in de dichtheid, de structuur en de lengte van de beharing. De haren moeten 3-5 cm lang zijn en fraai glanzend. De kop en benen zijn iets langer behaard. De buikbeharing is korter dan op het dek en moeten gelijkmatig in verticale lijn staan. De kleur is zuiver wit, vrij van ivoorkleur of gele aanslag. De oogkleur is rood. De nagels moeten kleurloos zijn. Granharen wil zeggen de haren die boven het onderhaar uitsteken. Als men tegen het haar in strijkt, dan moet hij weer langzaam terug in oude positie gaan en een beetje stug aanvoelen. Dan heb je de perfecte pels, men moet de granharen kunnen voelen. (granharen = grannen) |
||
speciaalclub |
50e KLEURDWERG – bijzondere haarstructuur |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1940
1.Gewicht Puntenschaal voor het gewicht:
2.Type, bouw en stelling
3. Structuur en conditie pels Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kop en oren. De oren zijn fijn van structuur met lichtelijk afgeronde oortoppen en worden strak en nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. De oren zijn dicht en zeer kort behaard. De oorlengte is 4 – 6 cm, ideaal is ongeveer 5,2 cm. Aaneengesloten vormen de oren een vlak in de vorm van een gelijkbenige driehoek.
5. Dichtheid en lengte pels
6. Kleur Erkend in de kleur wit. De kleur is helder wit over het gehele lichaam. De oogkleur is rood. De nagels zijn kleurloos.
7. Lichaamsconditie en verzorging Lichte fouten Zie het ras Voskonijn. Zie verder Kleurdwerg kleur (50a).
Zware fouten Zie het ras Voskonijn. Zie verder Kleurdwerg kleur (50a)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht konijnenrassen |
Kleurdwerg (kleur) |
||
Haaskleur Deze kleur heeft enige overeenkomst met die van de haas, doch is veel roder. Gestreefd moet worden naar veel en krachtig rood in de pelskleur. De dekkleur wordt gevormd door de rossige bovenharen, die zwart getopt zijn (ticking). Deze ticking moet fraai regelmatig zijn, niet te zwaar, vlokkerig of golvend. Op de borst en de flanken komt minder ticking voor. De benen zijn vosrood van kleur zonder ticking en vrij van lichte of donkere nuancering. De triangel is sterk roodbruin. De oren zijn zwart omzoomd. Dezelfde lichaamsdelen, die bij konijngrijs wit zijn, zijn bij haaskleur roomkleurig, bij sterk roodgekleurde dieren nog intensiever. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn zwart. De dekkleur gaat over in een krachtige roodbruine tussenkleur. De grondkleur is blauw, behalve op de buik, waar de roomkleur zich tot op de huid uitstrekt. In de liesstreek ziet men een zwakke blauw grondkleur. |
||
KonijngrijsDe kleur komt veel overeen met die van het wilde konijn. De dekkleur wordt gevormd door lichtbruingrijze dekharen, waarvan er regelmatig zwart getopt zijn (ticking). De borst en de flanken zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de kleur op de rug en tonen dus ook ticking, eveneens zijn de benen zo gekleurd voor zover zij niet wit zijn. De dekkleur mag niet te donker zijn (te ver zwart gekleurde haartoppen) en gewaakt moet worden tegen een te rode kleur in het dek. De ticking moet regelmatig zijn en niet vlokkerig of gegolfd. De triangel (driehoek in de nek) is bruingeel met blauwe grondkleur. Bij alle wildkleurigen moet de triangel zo klein mogelijk zijn. De buik is wit met blauwe grondkleur. Ook de onderkant van de staart, de achterzijde van de voorbenen en binnenzijde van de achterbenen, alsmede de onderkant van de kop zijn wit of licht van kleur. De oogringen zijn iets lichter van kleur en zonder ticking. De oren zijn zwart omzoomd. De bovenkant van de staart is donkergrijs. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn zwart. De dekkleur gaat over in een bruingrijze tussenkleur van iets krachtiger nuance dan het bruingrijs van de dekkleur. De grondkleur is grijsblauw. |
||
IJzergrauwDe dekkleur wordt gevormd door lichtgrijze dekharen, die zwart getopt zijn. De mengeling van dit grijs met zwart vormt een levendige warme kleur, waarin het grijs de boventoon voert. De dekkleur mag dan ook niet te donker zijn. De dekkleur dient zich regelmatig over het gehele lichaam uit te strekken, met uitzondering van de triangel, die donkerbruin is. De buikkleur moet zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de kleur op de rug en flanken. De oren zijn zwart omzoomd. De bovenzijde van de staart is vrijwel zwart, de onderzijde blauwachtig. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn zwart. De tussenkleur vormt een smalle, niet zeer scherp begrensde donkerbruine zone, de grondkleur is zeer donkerblauw. |
||
BruingrijsDe dekkleur komt overeen moet konijngrijs, met het verschil dat alles wat bij konijngrijs zwart is (de haartoppen) vervangen is door bruin. De buikkleur is wit. De grondkleur aan de buik is grijsblauw. De oogkleur is bruin. De snorharen zijn bruin. De tussenkleur is iets lichter dan bij konijngrijs en de grondkleur is grijsblauw. |
||
BlauwgrijsDe kleur komt overeen met konijngrijs, met het verschil, dat alles wat bij konijngrijs zwart is (de haartoppen) vervangen is door blauw. De buikkleur is wit, met blauwe grondkleur. De oogkleur is blauwgrijs. De snorharen zijn blauw. De tussenkleur is bij blauwgrijs lichter en ook de grondkleur is lichter als bij konijngrijs. |
||
BruingrauwDe kleur komt overeen met ijzergrauw, met het verschil, dat alles wat bij ijzergrauw zwart is (de haartoppen) vervangen is door bruin. De buikkleur moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de dekkleur. De oogkleur is bruin. De snorharen zijn bruin. De tussenkleur vormt een smalle, niet zeer scherp begrensde bruine zone. De grondkleur is blauw. |
||
BlauwgrauwDe kleur komt overeen met ijzergrauw, met het verschil, dat alles wat bij ijzergrauw zwart is (de haartoppen) vervangen is door blauw. De buikkleur moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de dekkleur. De oogkleur is blauwgrijs.De snorharen zijn blauw. De tussenkleur vormt een smalle, niet zeer scherp begrensde lichtbruine zone. De grondkleur is blauw. |
||
ZwartDe dekkleur is glanzend diep zwart, van neuspunt tot staarteinde gelijk. De buik- en borstkleur zijn wat doffer van kleur, omdat hier de glans in de haren vrijwel ontbreekt. De snorharen zijn zwart. De nagelkleur is donkerhoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. Hoe dieper het zwart zich naar de wortel uitstrekt (tussenkleur) hoe beter. De grondkleur is diepblauw, hoe krachtiger blauw, hoe beter. |
||
BruinDe dekkleur is glanzend donkerbruin gelijk die van bittere chocolade van neuspunt tot staarteinde egaal. De borst- en buikkleur is gelijk aan de dekkleur, met dien verstande dat ze over het geheel wat doffer is (minder glans). De snorharen zijn donkerbruin, evenzo de nagelkleur. De oogkleur is donkerbruin, onder een bepaalde belichting tonen ze een rode gloed. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het bruin naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is zuiver blauw aan de wortel, bij twee overigens gelijke dieren gaat het dier met de donkerste grondkleur voor. Deze grondkleur mag echter nooit de zuiverheid van de dekkleur aantasten, maar deze in diepte versterken. |
||
BlauwDe dekkleur is zuiver glanzend staalblauw, van neuspunt tot staarteinde egaal. De borst- en buikkleur is gelijk met dien verstande dat ze over het geheel wat doffer is (minder glans). De snorharen zijn blauw. De nagelkleur is donkerhoornkleurig. De oogkleur is blauw. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het blauw naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is van een iets lichtere nuance. |
||
GeelDe dekkleur is zuiver geel, van neuspunt tot staarteinde egaal, met uitzondering van de kaakranden, de oogringen, alsook de binnenkant van de achterbenen welke wit zijn. De gele kleur is vrij van ticking, de oorranden mogen geen zwarte omzoming tonen. De snorharen zijn lichtgeel. De buikkleur is wit tot aan de wortel, ook de on- derkant van de staart is wit. De nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is bruin. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het geel naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is wit tot roomkleurig. |
||
OranjeDe dekkleur is warm oranje-rood. Deze kleur strekt zich egaal uit over het gehele lichaam. De buikkleur volgt de dekkleur, maar is wat zachter van tint. De snorharen moeten een oranje-rood pigment vertonen. De nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. De tussenkleur volgt de warmrode dekkleur zover mogelijk en moet zich tot de haarwortels uitstrekken. Hoe dieper deze kleur zich uitstrekt, hoe waardevoller het dier. |
||
ChinchillaDe dekkleur wordt gevormd door lichtgrijze dekharen, die voorzien zijn van een zwarte top (ticking) van ongelijke lengte. De ticking dient regelmatig te zijn. De lichtgrijze kleur met zwarte, golvende ticking strekt zich uit over kop, oren, dek, borst, zijden, voorzijde voorbenen en de buitenzijde van de achterbenen. De triangel is klein en wit. De oren zijn zwart omzoomd. De bovenkant van de staart is donker door een sterkere zwarte ticking dan die van de dekkleur. De buikkleur is wit, evenals de onderzijde van de staart, de achterzijde van de voorbenen, de binnenzijde van de achterbenen, de onderzijde van de kop en de oogringen. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn zwart, uitgezonderd die in de kaakrand staan. Deze hebben de kleur van de kaakrand. De tussenkleur is wit, ongeveer 5 mm breed, scherp begrensd en aan de bovenzijde voorzien van een smalle scherp begrensde zwarte ring. De grondkleur van het dek is blauw. Deze blauwe grondkleur is breder dan de witte ring. De grondkleur van de triangel is blauw. De grondkleur aan de buik is donkerblauw. |
||
Feh-kleurDe dekkleur is donker gouwenaarkleurig met een lichte bruine waas. Ze is vrij van roestige aanslag en vrij van witte haren en witte haartoppen. De buikkleur is wat matter gekleurd dan de dekkleur. De oogkleur is blauwgrijs en toont onder bepaalde belichting een rode gloed. De nagels hebben dezelfde egale hoornkleur. De snorharen zijn blauw. De tussenkleur is grijsblauw, hoe verder deze kleur zich naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur volgt de dekkleur en is niet scherpbegrensd. |
||
speciaalclub |
50a KLEURDWERG - kleur |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1940
1.Gewicht Puntenschaal voor het gewicht:
2.Type, bouw en stelling
3. Pels en
pelsconditie Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kop en oren. De oren zijn fijn van structuur met lichtelijk afgeronde oortoppen en worden strak en nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. De oren zijn dicht en zeer kort behaard. De oorlengte is 4 – 6 cm, ideaal is ongeveer 5,2 cm. Aaneengesloten vormen de oren een vlak in de vorm van een gelijkbenige driehoek.
5. Dek- en
buikkleur 6. Tussen- en grondkleur Zie het algemene gedeelte en voor zwartgrannen zie het betreffende ras.
7. Lichaamsconditie en
verzorging
Lichte fouten Zie verder voor lichte fouten kleur enzovoort in het algemene gedeelte.
Zware fouten Zie verder voor zware fouten kleur enzovoort in het algemene gedeelte en voor de zwartgrannen zie het betreffende ras.
|
Kleurdwerg (patroon) |
||
Madagascar De dekkleur is geelbruin. De dekharen zijn zwartachtig gepunt, met dien verstande dat er een lichte waas ontstaat die het gehele dek omvat, zonder dat deze te donker wordt. De buikkleur en sluier zijn meer donker zwartachtig gekleurd welke zich uitstrekt over de snuit, oren, borst, benen, onderste gedeelte van de schouders, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart en de buik. De grondkleur aan de buik is crème tot wit. Onderzijde staart is donker gekleurd. De snorharen zijn donker gekleurd. De nagels zijn donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. De tussenkleur is geel en wordt naar de haarwortel lichter. De grondkleur is crème tot wit.
De dekkleur is iets lichter geel dan bij madagascar. De dekharen zijn blauw gepunt met dien verstande dat er een lichtblauwe waas ontstaat die het gehele dek omvat zonder dat deze te donker wordt. De buikkleur en sluier zijn blauw gekleurd welke zich uitstrekt over de snuit, oren, borst, benen, onderste gedeelte van de schouders, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart en de buik. De blauwe kleur mag niet te donker zijn. De grondkleur aan de buik is crème tot wit. Onderzijde staart is blauwachtig. De snorharen zijn blauwachtig gekleurd. De nagelkleur is hoornkleurig. De oogkleur is blauwgrijs. De tussenkleur is geel en wordt naar de haarwortel lichter. De grondkleur is crème tot wit.
Rondom de ogen loopt een witte ring, de z.g. oogring, welke goed gesloten dient te zijn; de snuittekening bevindt zich in de neusgaten en moet scherp begrensd zijn. Vanaf en langs de onderkaak, die van onderlip tot keel wit behoort te zijn, verloopt een streep, die tot in de nek doorloopt, smal en scherp begrensd. De buitenzijde (voorzijde) der oren behoort zuiver zwart te zijn, dus geheel vrij van witte haren; echter bevindt zich aan de wortel en wel aan de voorzijde der beide oren, een klein wit vlekje: het z.g. orenvlekje, dat beschouwd moet worden als een voortzetting van de triangel. Aan de binnenzijde bevindt zich de witgekleurde omzoming. De triangel is wit, bij inblazen blauw, hij moet zo klein mogelijk zijn. Ook de binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en de binnenzijde van de achterbenen, de buik en de onderzijde van de staart zijn wit gekleurd. De kleur van de borst en de voorzijde van de voorbenen is zwart met wit gepunte haartoppen. Op de borst, schouders, flanken, schenkels en achterhand bevinden zich lange, uitstekende, witgepunte haren, de z.g. "spitsen ". Een groot aantal, helder afstekende spitsen verhoogt het aanzien van het dier. Ook de zwarte partijen der voor- en achterbenen en de bovenzijde van de staart zijn bezet met witgepunte haren. Hoe regelmatiger de verdeling van de witgepunte haren, hoe beter. De dekkleur is glanzend zwart, van neuspunt tot staarteinde egaal, met uitzondering van de tekeningbeelden. Ze is vrij van grijze aanslag of roestvlekken. De snorharen zijn lakzwart, behalve die welke zich in het zilverkleurig deel van de bovenlip bevinden. Deze zijn meer zilverkleurig. De nagels zijn donker hoornkleurig op zwart af. De kleur van de ogen is donkerbruin. Hoe dieper het zwart zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur) en hoe donkerder, des te beter. De grondkleur is zuiver diepblauw. De wit gekleurde delen tonen bij inblazen een krachtige, donkerblauwe grondkleur. Vooral de grondkleur van de buik en de schootvlekken moeten intens donkerblauw zijn.
De kleur is bij deze kleurslag zuiver donkerbruin, gelijk die van bittere chocolade. Hoe dieper het bruin zich tot de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is blauw. De snorharen zijn bruin, met dezelfde uitzondering als bij zwart, de nagels hoornkleurig. De kleur van de ogen is donkerbruin, onder bepaalde belichting tonen zij een rode gloed. Het tekeningbeeld is hetzelfde als van de zwarte Zilvervos. De grondkleur aan de buik is blauwachtig.
De kleur is bij deze variëteit zuiver donkerblauw, vrij van witte haren, grijze aanslag, schimmel of roest. Hoe dieper het blauw zich tot de wortel uitstrekt, hoe beter. De snorharen zijn blauw, met dezelfde uitzondering als bij zwart, de nagels zijn hoornkleurig. De kleur van de ogen is blauwgrijs. Het tekeningbeeld is hetzelfde als van de zwarte Zilvervos. De grondkleur aan de buik is blauw.
Deze kleur is zeer donker sepia bruinkleurig, tegen zwart aan, m.b.t. de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden. Het verschil met zwart moet echter door de rossige bruine gloed, welke over deze kleur ligt, zeer goed zijn te onderscheiden. Op het onderste gedeelte van de zijden gaat deze kleur geleidelijk over in de buikkleur. De buikkleur en de kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichtere nuance, maar donkerder dan die van de midden sepiabruin. De snorharen zijn bruin, de nagels zijn donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; de buikkleur moet sepia bruinkleurig opblazen.
Midden sepia bruin marter De kleur op de snuit, de oren, de rug en de boven- en buitenzijde van de benen en van de staart is donker sepia bruinkleurig. Deze rijke, donkere sepia bruinkleur gaat van snuit en rug geleidelijk over in een lichtere nuance op wangen, voorhoofd, borst, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is licht sepia bruinkleurig. Een diep gekleurde rugpartij met geleidelijke overgang in een lichtere nuance sepia bruinkleur wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn dus licht sepia- bruinkleurig. De snorharen zijn bruin, en de nagels zijn hoornkleurig tot donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins sepia bruinkleurig opblazen.
De kleur op de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden, is donkerblauw. Op het onderste gedeelte van de zijden gaat deze kleur geleidelijk over in de buikkleur. De buikkleur en de kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichtere nuance, maar donkerder dan die van de midden marter blauw. De snorharen zijn blauw de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is blauw, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins blauw opblazen.
Midden blauw marter De kleur op de snuit, de oren, de rug, de boven- en buitenzijde van de benen, alsmede de staart, is zuiver blauw. Deze blauwe kleur gaat van de snuit en de rug geleidelijk over in een lichtere nuance op wangen, voorhoofd, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is lichtblauw marterkleurig. Een donker gekleurde rugpartij wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn van een zeer tere blauwe nuance. De snorharen zijn blauw, de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is blauw, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de blauwe dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; de buikkleur moet nog enigszins blauw opblazen.
Midden geel marter De kleur op de snuit, de oren, de rug, de boven- en buitenzijde van de benen, alsmede de bovenzijde van de staart is zuiver sepiabruin, doch lichter dan bij de sepiabruine marter. Deze kleur gaat van de snuit en de rug geleidelijk over in een veel lichtere nuance op wangen, voorhoofd, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is lichter van kleur. Een sepia bruinkleurige rugpartij met geleidelijke overgang in een zeer zachte nuance wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn dus van een zeer zachte sepia bruinkleurige nuance. De snorharen zijn donkerbruin, de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is bruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur) hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins geelachtig opblazen.
Erkend in Donker Sepiabruin Marter en Midden Sepiabruin Marter, alsook in Donkerblauw Marter en Middenblauw Marter. Rondom de ogen loop een witte ring, de z.g. oogring, welke goed gesloten dient te zijn; de snuittekening bevindt zich in de neusgaten en moet scherp begrensd zijn. Vanaf en langs de onderkaak, die van onderlip tot keel, wit behoort te zijn verloopt een streep die tot in de nek doorloopt, smal en scherp begrensd. De buitenzijde (voorzijde) van de oren behoort bij midden- en donker sepia bruin marter zilvervos donker sepia bruin kleurig te zijn; bij midden- en donkerblauw marter zilvervos is de orenkleur respectievelijk blauwen donkerblauw, geheel vrij van witte haren; echter bevindt zich aan de wortel en wel aan de voorzijde der beide oren, een klein wit vlekje: het z.g. orenvlekje, dat beschouwd moet worden als een voortzetting van de triangel. Aan de binnenzijde bevindt zich de witgekleurde omzoming. De triangel is wit, bij inblazen bij midden sepia bruin marter zilvervos, licht sepia bruin kleurig; bij donker bruin marter zilvervos is de kleur bij opblazen sepia bruin kleurig; bij middenblauw marter zilvervos is de kleur bij opblazen in de triangel licht blauwachtig; bij donkerblauw marter zilvervos daarentegen blauwachtig. De triangel moet zo klein mogelijk zijn. Ook de binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en binnenzijde van de achterbenen, de buik en onderzijde van de staart zijn wit gekleurd. De kleur van de borst een de voorzijde van de voorbenen zijn bij donker sepia bruin marter zilvervos donker sepiakleurig. Bij de midden marter sepia bruin zilvervos zullen deze van iets lichtere nuance zijn, beide bezet met wit gepunte haartoppen; de kleur aan de borst en de voorzijde van de voorbenen bij donkerblauw marter zilvervos zijn van een donkerder nuance dan bij de middenblauw marter zilvervos, beide bezet met wit gepunte haartoppen. Op de borst, schouders, flanken, schenkels en achterhand bevinden zich lange, uitstekende, witgepunte haren, de z.g. "spitsen ". Een groot aantal, helder afstekende spitsen verhoogt het aanzien van het dier. Ook de gekleurde partijen van de voor- en achterbenen zijn bezet met witgepunte haren. Hoe regelmatiger de verdeling van de witgepunte haren, hoe beter.
Donker sepia bruin marter Deze kleur is zeer donker sepia bruinkleurig, tegen zwart aan. M.b.t. de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden. Het verschil met zwart moet echter door de rossige bruine gloed, welke over deze kleur ligt zeer goed zijn te onderscheiden. De kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichtere nuance, maar donkerder dan die van de midden sepiabruin. De snorharen zijn bruin, de nagels zijn donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. Onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Het tekeningsbeeld is hetzelfde als van de zwarte zilvervos. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; de buikkleur moet sepia bruinkleurig opblazen.
De kleur op de snuit, de oren, de rug en de boven- en buitenzijde van de benen en van de staart is donker sepia bruinkleurig. Deze rijke, donkere sepia bruine kleur gaat van snuit en rug geleidelijk over in een lichter nuance op wangen, voorhoofd, borst, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is licht sepia bruinkleurig. Een diep gekleurde rugpartij met geleidelijke overgang in een lichtere nuance sepia bruine kleur wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels zijn dus licht sepia bruinkleurig. De snorharen zijn bruin, en de nagels zijn hoornkleurig tot donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Het tekeningbeeld is hetzelfde als van de zwarte zilvervos. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins sepia bruinkleurig opblazen.
De dekkleur is zuiver zwart. De triangel en de neusgaten en oogringen zijn licht tankleurig. De buik, kin, onderkant van de staart en de binnenkant van de oorschelpen zijn wit, met aan de grens met de zwarte kleur een smalle tankleurige streep. De binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en de binnenzijde van de achterbenen zijn wit gekleurd. De borstkleur is een mengeling van zwart en tankleur. Spitsen in zijde zijn tankleurig. De oogkleur is donkerbruin en de nagels zijn donker hoornkleurig. De grond- en tussenkleur op dek is donkerblauw. De grondkleur aan de buik is eveneens donkerblauw.
Otter Bruin De dekkleur is glanzend donkerbruin. De triangel en de neusgaten zijn tankleurig, de oogringen zijn licht tankleurig. De buik, kin, onderkant van de staart en de binnenkant van de oorschelpen zijn wit, met aan de grens met de bruine kleur een smalle tankleurige streep. De binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en de binnenzijde van de achterbenen zijn wit gekleurd. De borstkleur is een mengeling van bruin en tankleur. Spitsen in zijde zijn tankleurig. De oogkleur is donkerbruin; onder een bepaalde belichting vertonen de ogen een rode gloed. De nagelkleur is ook donkerbruin. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het bruin naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is blauw. De grondkleur aan de buik is eveneens blauw.
Rondom de ogen een tankleurige ring die overal een gelijke breedte heeft
van + 3 mm, de snuitbegrenzing bevindt zich in de neusgaten. Deze moet smal, scherp begrensd en tankleurig zijn. Langs en van de
onderkaak af, die van onderlip tot keel tankleurig moet zijn, smal en scherp begrensd een intensief tankleurige streep, die doorloopt tot in de nek. Aan de oorwortels bevindt
zich aan de voorzijde een klein ovaalvormig vlekje, het z.g. Orenvlekje, als een voortzetting van de triangel. De binnenzijde van de oren hebben een tankleurige omzoming. De
triangel moet tankleurig zijn. Deze wordt gevormd door twee zijden in het verlengde van de kaakranden, die tot elkaar komen ter hoogte van de schouderbladen en zo een mooie
scherpe belijnde driehoek vormen. De tankleur op de borst begint direct onder de kin en strekt zich uit tot tussen de voorbenen, gaat over in de buikkleur en vormt hiermede
een geheel. De tankleur moet zich op de borst zo hoog en breed mogelijk uitspreiden. De voorbenen zijn aan de binnen- en achterzijde tankleurig en aan voor- en buitenzijde
zwart, terwijl iedere teen een tankleurige vlek draagt. Op de voorzijde bevinden zich losstaande tanharen, die voor de tentoonstelling worden weggehaald. De achterbenen zijn
aan de binnenzijde en op de halve bovenzijde, aansluitend op de binnenzijde, tankleurig. De voetzolen zijn licht gekleurd. De dekkleur is zuiver egaal zonder roest of
schifting of anders gekleurde haren. De kleur van de kop is zwart, zo ook de buitenzijde van de voor- en achterbenen en de buitenzijde en bovenzijde van oren en staart; over
de achterbenen loopt in de lengte een scherpe scheidingslijn tussen zwart en tankleur. De buitenste teen bevindt zich in het zwarte deel, maar hebben wel tanvlekjes; de andere
tenen zijn tankleurig. Aan de buitenzijde van de voorbenen, bij de borst, bevindt zich een krans van tankleurige haren, waardoor de borstkleur voller en breder wordt. Op de
zijden en achterhand bevinden zich lange uitstekende tankleurige getopte haren, de "spitsen". Zij nemen minstens de helft van de zijden in
beslag. De staart is het zwakst gekleurd aan het uiteinde; de onderzijde is licht tankleurig. De dekkleur is zwart, bruin of blauw. Wat betreft de tankleur wordt nog enige
soepelheid betracht. Zwart De dekkleur is glanzend diep zwart. De borst- en buikkleur is vurig tankleurig, deze kleur strekt zich zoveel mogelijk uit tot de haarwortels. Borst- en buikkleur behoren egaal te zijn. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de Tandwerg De onderzijde van de staart is licht tankleurig. De schoot-vlekken bevinden zich tussen de achterbenen, deze zijn roodbruin gekleurd. De nagelkleur is donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. De tussenkleur is zwart en volgt zover mogelijk de dekkleur tot de wortel. De grondkleur op de rug, triangel, borst en schootvlekken is donkerblauw.
De dekkleur is glanzend donkerbruin. De borst- en buik-kleur is tankleurig, deze kleur strekt zich zoveel mogelijk uit tot de haarwortels. Borst- en buikkleur behoren egaal te zijn. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de Tandwerg De onderzijde van de staart is licht tankleurig. De schoot-vlekken bevinden zich tussen de achterbenen, deze zijn roodbruin gekleurd. De nagelkleur is donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder een bepaalde belichting tonen ze een rode gloed. De tussenkleur is bruin en volgt zover mogelijk de dekkleur tot de wortel. De grondkleur op de rug, triangel, borst en schootvlekken is blauw.
De dekkleur is glanzend staalblauw. De borst- en buikkleur is tankleurig, deze kleur strekt zich zoveel mogelijk uit tot de haarwortels. Borst- en buikkleur behoren egaal te zijn. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de Tandwerg. De onderzijde van de staart is licht tankleurig. De schootvlekken bevinden zich tussen de achterbenen, deze zijn tankleurig. De nagelkleur is hoornkleurig. De oogkleur is blauw. De tussenkleur is blauw en volgt zover mogelijk de dekkleur tot de wortel. Hoe dieper zich het blauw naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur op de rug, triangel, borst en schootvlekken is van iets lichtere nuance. De snorharen zijn respectievelijk zwart, bruin of blauw. Dit betreft alleen de snorharen die niet in het tankleurige gedeelte van de bovenlip staan, aangezien deze licht tankleurig zijn.
|
||
speciaalclub |
50d KLEURDWERG – kleurpatroon/uitmonstering |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1940
1.Gewicht Puntenschaal voor het gewicht:
2.Type, bouw en stelling
3. Pels en pelsconditie Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kop en oren. De oren zijn fijn van structuur met lichtelijk afgeronde oortoppen en worden strak en nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. De oren zijn dicht en zeer kort behaard. De oorlengte is 4 – 6 cm, ideaal is ongeveer 5,2 cm. Aaneengesloten vormen de oren een vlak in de vorm van een gelijkbenige driehoek.
5. Patroon of uitmonstering
Otter Het patroon staat omschreven bij het ras Tan, echter met de volgende aanpassingen. De oogringen zijn licht tankleurig. De triangel, neusgaten en spitsen op zijden en achterhand zijn tankleurig. Op de voorzijde van de voorbenen zijn tevens tankleurige spitsen. Op de grens tussen buik- en dekkleur zit een smalle tankleurige streep. De borstkleur is een mengeling van zwart en tankleur bij zwart en donkerbruin en tankleur bij bruin.
De overige kleurpatronen/uitmonsteringen zijn omschreven bij de betreffende rassen en in het algemene gedeelte.
6. Kleur Otter: Erkend in zwart en bruin.
Zwart: De dekkleur is zuiver zwart. De buik, kin, onderzijde staart, binnenzijde oren, binnen- en achterzijde voorbenen, binnenzijde achterbenen en hieraan grenzende helft van de bovenzijde van de achterbenen zijn wit gekleurd. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn tankleurig, uitgezonderd die in de kaakrand staan. Deze hebben de kleur van de kaakrand. De tussenkleur van het dek is zwart en de grondkleur is donkerblauw. De grondkleur aan de buik is eveneens donkerblauw. Bruin: Zie zwart, echter de dekkleur is donkerbruin, tussenkleur dek is bruin, grondkleur dek is blauw en grondkleur buik is blauwachtig. De ogen vertonen onder bepaalde belichting een rode gloed.
De kleur van de overige kleurpatronen/uitmonsteringen is omschreven bij de betreffende rassen en in het algemene gedeelte.
7. Lichaamsconditie en verzorging Lichte fouten Otter: Zie het ras Tan, echter met de volgende aanpassingen. Iets lichte tankleur triangel. Iets licht tankleurige neusgaten. Iets lichte tankleur spitsen zijden en achterhand. Iets onscherpe afscheiding tussen buik – en dekkleur. Iets afwijkende borstkleur. Iets lichte grondkleur buik. Zie verder het algemene gedeelte, de betreffende rassen en Kleurdwerg kleur (50a).
Zware fouten Otter: Zie het ras Tan, echter met de volgende aanpassingen. Te lichte kleur triangel. Te licht gekleurde neusgaten. Te lichte kleur spitsen zijden en achterhand. Ontbreken van tankleurige afscheiding tussen buik – en dekkleur. Te sterk afwijkende borstkleur. Te sterk afwijkende buikkleur. Te zwakke grondkleur dek. Te zwakke grondkleur buik. Zie verder het algemene gedeelte, de betreffende rassen en Kleurdwerg kleur (50a).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht konijnenrassen |
Kleurdwerg (tekening) |
||
Lotharinger-tekening
a. Koptekening. Vlinder. De vlinder,
waarvan de vleugels de onderkaak zeer dun omzomen, bestaat uit twee gelijke en gelijkvormig afgeronde vleugels, welke op beide zijden van de snuit geplaatst zijn, in de
mondhoeken eindigen en scherp begrensd zijn. Doorn. De doorn is aan de bovenzijde fraai afgerond en bevindt zich op het midden van de neusrug. Een
goede lengte van de doorn is die van ca. 6 mm. Oogringen. De oogringen zijn goed gesloten en overal van dezelfde breedte. Ze zijn vrij van zogenaamde
uitlopers, haken of tranen. Wangstippen. De beide wangstippen bevinden zich op de plaats, waar zich het alleenstaande wanghaar op elke wang bevindt.
Zij zijn rond of ovaal van vorm; de ronde vorm heeft de voorkeur. Oren. De oren zijn gekleurd, de begrenzing aan de wortel is zo scherp mogelijk. De
koptekening is verder vrij van alle vlekjes of vlekken (vliegentekening). Een reine kop behoort bij een ideaal dier. Rhön-tekeningDe tekening bestaat uit vlekken, strepen en punten. Deze tekening moet gelijkmatig over het lichaam, kop, oren en benen verdeeld zijn. De staart mag wit of gekleurd zijn. De grondkleur is wit. De tekening mag grijs/zwart tot zwart zijn, hoe intenser en helderder hoe beter. De ogen zijn donkerbruin en de nagels licht tot donkerhoornkleurig. Witte van Hotôt-tekeningOm de ogen bevindt zich een zwarte omzoming die, inclusief de oogleden een breedte heeft van 3-5 mm met een ideale breedte van 4 mm. De oogomzoming dient strak belijnd te zijn, zonder onderbreking en vrij van uitlopertjes. Aangezien de Witte van Hotôt geen lichaams-tekening heeft, in tegenstelling tot andere tekeningrassen, wordt de intensiteit van de zwarte oogomzoming aan een nadere beschrijving onderworpen en als waardevol onderdeel gehonoreerd. De zwarte kleur dient zo diep mogelijk te zijn, waarbij de kleur van de oogleden deze moet ondersteunen. De kleur van de pels moet over het gehele lichaam helder wit zijn met fraaie glans, zonder gele of grijze aanslag of inmenging van anders gekleurde haren of vlekken. De kleur van het oog is zuiver donkerbruin. De kleur van de nagels zijn kleurloos. Japanner-tekeningHet ene oor behoort zwart of minstens donker gekleurd te zijn. Het andere oor moet overwegend geel zijn of minstens licht gekleurd. De ene kophelft moet zoveel mogelijk zwart (donker) zijn, de andere geel (licht) gekleurd. De scheidingslijn loopt strak belijnd zo mogelijk over het midden van de kop. De kleurvelden vormen een contrast met de orenkleur, dus een licht oor op de donkere kophelft en een donker oor op de lichte kophelft. Borst en voorbenen mogen aan een zijde gelijk of averechts gekleurd zijn. De donkere borsthelft met het donkere been onder de lichte kophelft en wederkerig de lichte borsthelft met het lichte voorbeen onder de donkere kophelft. Achter de schouders begint om het lichaam de zwarte en roodgele bandtekening, ook wel zebratekening genoemd. Deze moet zo mogelijk lopen tot over de achterhand en scherp uitkomen. Lopen deze banden tot onder de buik door, dan verhogen zij de kwaliteit van het dier. Wat betreft de tekening wordt nog enige soepelheid betracht. De kleuren van de tekeningbeelden zijn: zuiver intens zwart en roodgeel. Ze moeten zo min mogelijk in elkaar overvloeien. De buikkleur en de onderzijde van de staart is meestal wit tot crème gekleurd. Als ideaal wordt het doorlopen van de roodgele kleur op de buik en de onderzijde van de staart beschouwd. Eveneens geldt dit voor de binnenzijde van de voor- en achterbenen. De bovenzijde van de staart en achterbenen zijn van gemengde roodgele en zwarte kleur. De oogkleur is donkerbruin. De nagelkleur is hoornkleurig. Hollander-tekening
a. De kopplaten moeten zich aan beide zijden
van de kop gelijk en cirkelvormig om de ogen afronden. Zij mogen in geen geval verder reiken dan de snorharen of deze raken. Deze kopplaten bedekken de wangen tot en met de
kaakrand en mogen niet doorlopen tot op het lichaam. Zij komen achter de eveneens gekleurde oren in een rechte lijn samen, zonder daartussen wit te vertonen en vormen de
gesloten nek. Rus-tekeningDe snuittekening, "masker", moet de gehele snuit omvatten. Aanvangende op het midden van het neusbeen, ongeveer ter hoogte van de ogen, vormt zij een gebogen lijn, die, onder de onderste ooghoeken door, zonder deze echter te raken, in een loodrechte lijn aan beide zijden van de kop naar beneden gaat en zich verder uitstrekt over de onderkaak. In geen geval mag de tekening op het neusbeen in een scherpe punt eindigen. Ook een afgeplat masker is foutief. De ideale vorm is die gelijk aan het stompe einde van een ei. Het masker is scherp begrensd zonder kartelingen en haken. Het geheel is vrij van witte haren, van schimmel en van roest. De oren zijn diepzwart van kleur en aan de wortel scherp begrensd, vrij van witte haren, schimmel of roestplekken. De benen, zowel de voor- als achterbenen, zijn zuiver zwart. De zwarte kleur moet minstens ¾ van de lengte der voorbenen in beslag nemen, bij de achterbenen strekt deze kleur zich uit tot 1 à 1/2 cm boven het spronggewricht (hiel). De staart is zuiver zwart. De Rus is erkend in de kleuren zwart, bruin, blauw (geheel overeenkomstig bovenstaande beschrijving, waarbij het zwart is vervangen door blauw. De blauwe kleur moet zo intensief en zuiver mogelijk zijn. Als ideaal geldt de kleur van de blauwe Wener), alsook in bruin (geheel overeenkomstig bovenstaande beschrijving ,waarbij de kleur van de Havanna als ideaal geldt). De oogkleur is rood. De kleur van de nagels varieert van hoornkleurig tot zwart, zulks verband houdend met de kleur van de extremiteiten. |
||
speciaalclub |
50b KLEURDWERG - tekening |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1940
1.Gewicht Puntenschaal voor het gewicht:
2.Type, bouw en stelling
3. Pels en pelsconditie Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kop en oren. De oren zijn fijn van structuur met lichtelijk afgeronde oortoppen en worden strak en nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. De oren zijn dicht en zeer kort behaard. De oorlengte is 4 – 6 cm, ideaal is ongeveer 5,2 cm. Aaneengesloten vormen de oren een vlak in de vorm van een gelijkbenige driehoek.
5. Tekening Lotharingertekening in de kleuren zwart, bruin en blauw. Hotôttekening. Japannertekening. Rhöntekening. Hollandertekening in de kleuren konijngrijs, blauwgrijs, zwart, bruin, blauw en madagascar. Rustekening in de kleuren zwart, bruin en blauw.
Lotharingertekening Koptekening: De koptekening bestaat uit vlinder, doorn, oogringen, wangstippen en oorkleur. De vlinder, waarvan de vleugels de onderkaak zeer dun omzomen, bestaat uit twee gelijke en gelijkvormig afgeronde vleugels. Deze zijn op beide zijden van de snuit geplaatst, eindigen in de mondhoeken en zijn strak begrensd. De doorn is aan de bovenzijde fraai afgerond, bevindt zich op het midden van de neusrug en heeft een lengte van ongeveer 5 mm. De oogringen zijn goed omsloten en hebben overal dezelfde breedte. De beide wangstippen bevinden zich op de plaats van het alleenstaande wanghaar op elke wang. Ze zijn rond of ovaal van vorm, rond heeft de voorkeur. De oren zijn gekleurd en de begrenzing is zo strak mogelijk.
Rhöntekening De tekening bestaat uit vlekken, strepen en punten. De tekening is gelijkmatig over lichaam, kop, oren en benen verdeeld. In het totale kleurenbeeld overheerst wit in geringe mate over de tekening. De staart is wit of gekleurd.
Rustekening Bij de rustekening omvat het masker bij voorkeur de onderkaak. De kleur op de achterbenen strekt zich uit tot 1 à 1,5 cm boven de hiel. Zie verder het ras Rus.
6. Kleur tekening Rhöntekening De basiskleur is parelwit veroorzaakt door de chinchillafactor. De kleur van de tekening is grijszwart tot zwart. Hoe intenser en helderder de kleuren zijn des te beter is het kleurenbeeld. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn hoornkleurig tot donkerhoornkleurig. De snorharen hebben de kleur van het tekeningbeeld, waarin ze staan.
De kleuren van de overige tekeningbeelden staan bij de betreffende rassen.
7. Lichaamsconditie en verzorging Lichte fouten Lotaringertekening: zie Groot Lotharinger, echter met de volgende aanpassingen. Oorbegrenzing welke wat hoog begint, maar nog geen 1 cm van de oorbasis verwijderd is. Wat vlekjes bij de ooraanzet en die zich niet hoger dan 1 cm vanaf de oorbasis uitstrekken. Onderbroken aalstreep voor de schouderbladen in de nek. Onderbroken aalstreep onder de opgeslagen staart. Rhöntekening: Het ontbreken van de tekening op één oor of op beide voorbenen. Iets drukke tekening. Iets grove tekening. Iets verwaterde tekening. Gedeelde koptekening, zoals bij het Eksterkonijn.Iets gele of bruine aanslag. Iets matte kleur tekening. Iets lichte kleurtekening. Iets lichte nagelkleur.
Lichte fouten van de overige tekeningbeelden zie de betreffende rassen. Zie verder lichte fouten Kleurdwerg kleur (50a) en in het algemene gedeelte.
Zware fouten Lotharingertekening: zie Groot Lotharinger, echter met de volgende aanpassingen. Oplopend wit en losstaande witte vlekjes in de oren op meer dan 1 cm vanaf de oorbasis. Gebroken aalstreep in het gedeelte boven de opgeslagen staart tot de schouderbladen. Eén of meer kettingvlekken. Hieronder worden verstaan vlekken, die zich op de voorste helft van de zijden bevinden en 1,5 cm of meer vanaf de begrenzing van de aalstreep zijn gelegen. Minder dan 2 vlekken op één of elke zijde. Onder zijdevlekken worden vlekken verstaan, die zich op de achterste helft van de zijden bevinden en minstens 1,5 cm van de aalstreep staan. Hotôttekening: Oogomzoming minder dan 2 of meer dan 5 mm. Zie verder het ras Witte van Hotôt. Rhöntekening: Geheel ontbreken van de tekening op de kop. Geheel ontbreken van de tekening op beide oren. Kruisgewijze gedeelde koptekening en oortekening, zoals bij het Eksterkonijn. Te grote tekeningsvelden. Velden zonder tekening met een grootte van meer dan een kwart van het lichaam. Sterk verwaterde kleur tekening. Afwijkende kleur. Kleurloze nagels.
Zware fouten van de overige tekeningbeelden: zie de betreffende rasssen.
Zie verder zware fouten Kleurdwerg kleur (50a) en in het algemene
gedeelte. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht konijnenrassen |
Kleurdwerg (verzilvering) |
||||||||||||||
Midden zwart Ongeveer de helft van de haartoppen is verzilverd, met dien verstande, dat de niet verzilverde haren iets sterker op de voorgrond treden. De verzilvering moet niet alleen in de juiste nuance, maar vooral ook regelmatig op het gehele lichaam voorkomen. De snuit is dikwijls iets donkerder, dit is aan dit ras eigen. Er dient naar gestreefd te worden een egale kleur en verzilvering te verkrijgen, over het gehele lichaam, benen en staart inbegrepen. De tussenkleur moet intensief zwart zijn, de grondkleur dient donkerblauw te zijn. Bleke of kleurloze onderkleur is ongewenst. Ook moet de onderkleur zuiver zijn, d.w.z. er mogen geen witte haren in voorkomen. De oogkleur is donkerbruin. De kleur van de nagels is donker hoornkleurig.
Midden blauw Ongeveer de helft van de haartoppen is verzilverd, met dien verstande, dat de niet verzilverde haren iets sterker op de voorgrond treden. De verzilvering moet niet alleen in de juiste nuance, maar vooral ook regelmatig op het gehele lichaam voorkomen. De snuit is dikwijls iets donkerder, dit is aan dit ras eigen. Er dient naar gestreefd te worden een egale kleur en verzilvering te verkrijgen, over het gehele lichaam, benen en staart inbegrepen. De tussen- en grondkleur moeten intensief blauw zijn. Bleke of kleurloze onderkleur is ongewenst. Ook moet de onderkleur zuiver zijn, d.w.z. er mogen geen witte haren in voorkomen. De oogkleur is blauw. De kleur van de nagels is hoornkleurig.
Licht zwart zilver
Dekkleur
Uitgezonderd de snorharen in de kaakrand. Deze hebben de kleur van de kaakrand. Afhankelijk van de mate van verzilvering is een onderverdeling te maken in een lichte en een midden nuance. Voor de beoordeling van de Kleurdwerg in de groep verzilvering geldt de volgende leidraad: Licht: Bijna alle haartoppen zijn verzilverd, waardoor het dier op enige afstand een geheel licht uiterlijk heeft. Bij nadere beschouwing zijn enige niet verzilverde haren, regelmatig verdeeld over de pels, duidelijk waarneembaar. Het aantal niet verzilverde haren is aanzienlijk geringer dan het aantal wel verzilverde haren. Midden: Iets minder dan de helft van de haartoppen is verzilverd. Hierbij ontstaat het beeld dat de niet verzilverde haren iets sterker op de voorgrond treden.
Gelijkmatigheid verzilvering
Tussen-, grond-, en buikkleur Midden konijngrijs
Ongeveer de helft van de haartoppen is verzilverd, met dien verstande, dat de niet verzilverde haren iets sterker op de voorgrond treden. |
||||||||||||||
speciaalclub |
50c KLEURDWERG - verzilvering |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1940
1.Gewicht Puntenschaal voor het gewicht:
2.Type, bouw en stelling
3. Pels en pelsconditie Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kop en oren. De oren zijn fijn van structuur met lichtelijk afgeronde oortoppen en worden strak en nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. De oren zijn dicht en zeer kort behaard. De oorlengte is 4 – 6 cm, ideaal is ongeveer 5,2 cm. Aaneengesloten vormen de oren een vlak in de vorm van een gelijkbenige driehoek.
5. Nuance en gelijkmatige verzilvering
6. Kleur Erkend in de kleuren konijngrijs in de midden en lichte nuance, zwart in de midden en lichte nuance, bruin en blauw in de midden nuance van verzilvering. Zie voor de beschrijving het ras Klein Zilver.
De kleuren van de overige tekeningbeelden staan bij de betreffende rassen.
7. Lichaamsconditie en verzorging Lichte fouten Zie het ras Klein Zilver. Zie verder Kleurdwerg kleur (50a).
Zware fouten Zie het ras Klein Zilver. Zie verder Kleurdwerg kleur (50a)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht konijnenrassen |