50d KLEURDWERG – kleurpatroon/uitmonstering |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het land van oorsprong is Nederland. Is in Nederland erkend in 1940
1.Gewicht Puntenschaal voor het gewicht:
2.Type, bouw en stelling
3. Pels en pelsconditie Pelsconditie: zie het algemene gedeelte.
4. Kop en oren. De oren zijn fijn van structuur met lichtelijk afgeronde oortoppen en worden strak en nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. De oren zijn dicht en zeer kort behaard. De oorlengte is 4 – 6 cm, ideaal is ongeveer 5,2 cm. Aaneengesloten vormen de oren een vlak in de vorm van een gelijkbenige driehoek.
5. Patroon of uitmonstering
Otter Het patroon staat omschreven bij het ras Tan, echter met de volgende aanpassingen. De oogringen zijn licht tankleurig. De triangel, neusgaten en spitsen op zijden en achterhand zijn tankleurig. Op de voorzijde van de voorbenen zijn tevens tankleurige spitsen. Op de grens tussen buik- en dekkleur zit een smalle tankleurige streep. De borstkleur is een mengeling van zwart en tankleur bij zwart en donkerbruin en tankleur bij bruin.
De overige kleurpatronen/uitmonsteringen zijn omschreven bij de betreffende rassen en in het algemene gedeelte.
6. Kleur Otter: Erkend in zwart en bruin.
Zwart: De dekkleur is zuiver zwart. De buik, kin, onderzijde staart, binnenzijde oren, binnen- en achterzijde voorbenen, binnenzijde achterbenen en hieraan grenzende helft van de bovenzijde van de achterbenen zijn wit gekleurd. De oogkleur is donkerbruin. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn tankleurig, uitgezonderd die in de kaakrand staan. Deze hebben de kleur van de kaakrand. De tussenkleur van het dek is zwart en de grondkleur is donkerblauw. De grondkleur aan de buik is eveneens donkerblauw. Bruin: Zie zwart, echter de dekkleur is donkerbruin, tussenkleur dek is bruin, grondkleur dek is blauw en grondkleur buik is blauwachtig. De ogen vertonen onder bepaalde belichting een rode gloed.
De kleur van de overige kleurpatronen/uitmonsteringen is omschreven bij de betreffende rassen en in het algemene gedeelte.
7. Lichaamsconditie en verzorging Lichte fouten Otter: Zie het ras Tan, echter met de volgende aanpassingen. Iets lichte tankleur triangel. Iets licht tankleurige neusgaten. Iets lichte tankleur spitsen zijden en achterhand. Iets onscherpe afscheiding tussen buik – en dekkleur. Iets afwijkende borstkleur. Iets lichte grondkleur buik. Zie verder het algemene gedeelte, de betreffende rassen en Kleurdwerg kleur (50a).
Zware fouten Otter: Zie het ras Tan, echter met de volgende aanpassingen. Te lichte kleur triangel. Te licht gekleurde neusgaten. Te lichte kleur spitsen zijden en achterhand. Ontbreken van tankleurige afscheiding tussen buik – en dekkleur. Te sterk afwijkende borstkleur. Te sterk afwijkende buikkleur. Te zwakke grondkleur dek. Te zwakke grondkleur buik. Zie verder het algemene gedeelte, de betreffende rassen en Kleurdwerg kleur (50a).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kleurdwerg (patroon) |
||
Madagascar De dekkleur is geelbruin. De dekharen zijn zwartachtig gepunt, met dien verstande dat er een lichte waas ontstaat die het gehele dek omvat, zonder dat deze te donker wordt. De buikkleur en sluier zijn meer donker zwartachtig gekleurd welke zich uitstrekt over de snuit, oren, borst, benen, onderste gedeelte van de schouders, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart en de buik. De grondkleur aan de buik is crème tot wit. Onderzijde staart is donker gekleurd. De snorharen zijn donker gekleurd. De nagels zijn donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. De tussenkleur is geel en wordt naar de haarwortel lichter. De grondkleur is crème tot wit.
De dekkleur is iets lichter geel dan bij madagascar. De dekharen zijn blauw gepunt met dien verstande dat er een lichtblauwe waas ontstaat die het gehele dek omvat zonder dat deze te donker wordt. De buikkleur en sluier zijn blauw gekleurd welke zich uitstrekt over de snuit, oren, borst, benen, onderste gedeelte van de schouders, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart en de buik. De blauwe kleur mag niet te donker zijn. De grondkleur aan de buik is crème tot wit. Onderzijde staart is blauwachtig. De snorharen zijn blauwachtig gekleurd. De nagelkleur is hoornkleurig. De oogkleur is blauwgrijs. De tussenkleur is geel en wordt naar de haarwortel lichter. De grondkleur is crème tot wit.
Rondom de ogen loopt een witte ring, de z.g. oogring, welke goed gesloten dient te zijn; de snuittekening bevindt zich in de neusgaten en moet scherp begrensd zijn. Vanaf en langs de onderkaak, die van onderlip tot keel wit behoort te zijn, verloopt een streep, die tot in de nek doorloopt, smal en scherp begrensd. De buitenzijde (voorzijde) der oren behoort zuiver zwart te zijn, dus geheel vrij van witte haren; echter bevindt zich aan de wortel en wel aan de voorzijde der beide oren, een klein wit vlekje: het z.g. orenvlekje, dat beschouwd moet worden als een voortzetting van de triangel. Aan de binnenzijde bevindt zich de witgekleurde omzoming. De triangel is wit, bij inblazen blauw, hij moet zo klein mogelijk zijn. Ook de binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en de binnenzijde van de achterbenen, de buik en de onderzijde van de staart zijn wit gekleurd. De kleur van de borst en de voorzijde van de voorbenen is zwart met wit gepunte haartoppen. Op de borst, schouders, flanken, schenkels en achterhand bevinden zich lange, uitstekende, witgepunte haren, de z.g. "spitsen ". Een groot aantal, helder afstekende spitsen verhoogt het aanzien van het dier. Ook de zwarte partijen der voor- en achterbenen en de bovenzijde van de staart zijn bezet met witgepunte haren. Hoe regelmatiger de verdeling van de witgepunte haren, hoe beter. De dekkleur is glanzend zwart, van neuspunt tot staarteinde egaal, met uitzondering van de tekeningbeelden. Ze is vrij van grijze aanslag of roestvlekken. De snorharen zijn lakzwart, behalve die welke zich in het zilverkleurig deel van de bovenlip bevinden. Deze zijn meer zilverkleurig. De nagels zijn donker hoornkleurig op zwart af. De kleur van de ogen is donkerbruin. Hoe dieper het zwart zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur) en hoe donkerder, des te beter. De grondkleur is zuiver diepblauw. De wit gekleurde delen tonen bij inblazen een krachtige, donkerblauwe grondkleur. Vooral de grondkleur van de buik en de schootvlekken moeten intens donkerblauw zijn.
De kleur is bij deze kleurslag zuiver donkerbruin, gelijk die van bittere chocolade. Hoe dieper het bruin zich tot de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is blauw. De snorharen zijn bruin, met dezelfde uitzondering als bij zwart, de nagels hoornkleurig. De kleur van de ogen is donkerbruin, onder bepaalde belichting tonen zij een rode gloed. Het tekeningbeeld is hetzelfde als van de zwarte Zilvervos. De grondkleur aan de buik is blauwachtig.
De kleur is bij deze variëteit zuiver donkerblauw, vrij van witte haren, grijze aanslag, schimmel of roest. Hoe dieper het blauw zich tot de wortel uitstrekt, hoe beter. De snorharen zijn blauw, met dezelfde uitzondering als bij zwart, de nagels zijn hoornkleurig. De kleur van de ogen is blauwgrijs. Het tekeningbeeld is hetzelfde als van de zwarte Zilvervos. De grondkleur aan de buik is blauw.
Deze kleur is zeer donker sepia bruinkleurig, tegen zwart aan, m.b.t. de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden. Het verschil met zwart moet echter door de rossige bruine gloed, welke over deze kleur ligt, zeer goed zijn te onderscheiden. Op het onderste gedeelte van de zijden gaat deze kleur geleidelijk over in de buikkleur. De buikkleur en de kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichtere nuance, maar donkerder dan die van de midden sepiabruin. De snorharen zijn bruin, de nagels zijn donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussen-kleur; de buikkleur moet sepia bruinkleurig opblazen.
Midden sepia bruin marter De kleur op de snuit, de oren, de rug en de boven- en buitenzijde van de benen en van de staart is donker sepia bruinkleurig. Deze rijke, donkere sepia bruinkleur gaat van snuit en rug geleidelijk over in een lichtere nuance op wangen, voorhoofd, borst, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is licht sepia bruinkleurig. Een diep gekleurde rugpartij met geleidelijke overgang in een lichtere nuance sepia bruinkleur wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn dus licht sepia- bruinkleurig. De snorharen zijn bruin, en de nagels zijn hoornkleurig tot donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins sepia bruinkleurig opblazen.
De kleur op de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden, is donkerblauw. Op het onderste gedeelte van de zijden gaat deze kleur geleidelijk over in de buikkleur. De buikkleur en de kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichtere nuance, maar donkerder dan die van de midden marter blauw. De snorharen zijn blauw de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is blauw, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins blauw opblazen.
Midden blauw marter De kleur op de snuit, de oren, de rug, de boven- en buitenzijde van de benen, alsmede de staart, is zuiver blauw. Deze blauwe kleur gaat van de snuit en de rug geleidelijk over in een lichtere nuance op wangen, voorhoofd, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is lichtblauw marterkleurig. Een donker gekleurde rugpartij wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn van een zeer tere blauwe nuance. De snorharen zijn blauw, de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is blauw, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de blauwe dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; de buikkleur moet nog enigszins blauw opblazen.
Midden geel marter De kleur op de snuit, de oren, de rug, de boven- en buitenzijde van de benen, alsmede de bovenzijde van de staart is zuiver sepiabruin, doch lichter dan bij de sepiabruine marter. Deze kleur gaat van de snuit en de rug geleidelijk over in een veel lichtere nuance op wangen, voorhoofd, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is lichter van kleur. Een sepia bruinkleurige rugpartij met geleidelijke overgang in een zeer zachte nuance wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn dus van een zeer zachte sepia bruinkleurige nuance. De snorharen zijn donkerbruin, de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is bruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur) hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins geelachtig opblazen.
Erkend in Donker Sepiabruin Marter en Midden Sepiabruin Marter, alsook in Donkerblauw Marter en Middenblauw Marter. Rondom de ogen loop een witte ring, de z.g. oogring, welke goed gesloten dient te zijn; de snuittekening bevindt zich in de neusgaten en moet scherp begrensd zijn. Vanaf en langs de onderkaak, die van onderlip tot keel, wit behoort te zijn verloopt een streep die tot in de nek doorloopt, smal en scherp begrensd. De buitenzijde (voorzijde) van de oren behoort bij midden- en donker sepia bruin marter zilvervos donker sepia bruin kleurig te zijn; bij midden- en donkerblauw marter zilvervos is de orenkleur respectievelijk blauwen donkerblauw, geheel vrij van witte haren; echter bevindt zich aan de wortel en wel aan de voorzijde der beide oren, een klein wit vlekje: het z.g. orenvlekje, dat beschouwd moet worden als een voortzetting van de triangel. Aan de binnenzijde bevindt zich de witgekleurde omzoming. De triangel is wit, bij inblazen bij midden sepia bruin marter zilvervos, licht sepia bruin kleurig; bij donker bruin marter zilvervos is de kleur bij opblazen sepia bruin kleurig; bij middenblauw marter zilvervos is de kleur bij opblazen in de triangel licht blauwachtig; bij donkerblauw marter zilvervos daarentegen blauwachtig. De triangel moet zo klein mogelijk zijn. Ook de binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en binnenzijde van de achterbenen, de buik en onderzijde van de staart zijn wit gekleurd. De kleur van de borst een de voorzijde van de voorbenen zijn bij donker sepia bruin marter zilvervos donker sepiakleurig. Bij de midden marter sepia bruin zilvervos zullen deze van iets lichtere nuance zijn, beide bezet met wit gepunte haartoppen; de kleur aan de borst en de voorzijde van de voorbenen bij donkerblauw marter zilvervos zijn van een donkerder nuance dan bij de middenblauw marter zilvervos, beide bezet met wit gepunte haartoppen. Op de borst, schouders, flanken, schenkels en achterhand bevinden zich lange, uitstekende, witgepunte haren, de z.g. "spitsen ". Een groot aantal, helder afstekende spitsen verhoogt het aanzien van het dier. Ook de gekleurde partijen van de voor- en achterbenen zijn bezet met witgepunte haren. Hoe regelmatiger de verdeling van de witgepunte haren, hoe beter.
Donker sepia bruin marter Deze kleur is zeer donker sepia bruinkleurig, tegen zwart aan. M.b.t. de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden. Het verschil met zwart moet echter door de rossige bruine gloed, welke over deze kleur ligt zeer goed zijn te onderscheiden. De kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichtere nuance, maar donkerder dan die van de midden sepiabruin. De snorharen zijn bruin, de nagels zijn donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. Onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Het tekeningbeeld is hetzelfde als van de zwarte zilvervos. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; de buikkleur moet sepia bruinkleurig opblazen.
De kleur op de snuit, de oren, de rug en de boven- en buitenzijde van de benen en van de staart is donker sepia bruinkleurig. Deze rijke, donkere sepia bruine kleur gaat van snuit en rug geleidelijk over in een lichter nuance op wangen, voorhoofd, borst, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is licht sepia bruinkleurig. Een diep gekleurde rugpartij met geleidelijke overgang in een lichtere nuance sepia bruine kleur wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels zijn dus licht sepia bruinkleurig. De snorharen zijn bruin, en de nagels zijn hoornkleurig tot donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Het tekeningsbeeld is hetzelfde als van de zwarte zilvervos. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins sepia bruinkleurig opblazen.
De dekkleur is zuiver zwart. De triangel en de neusgaten en oogringen zijn licht tankleurig. De buik, kin, onderkant van de staart en de binnenkant van de oorschelpen zijn wit, met aan de grens met de zwarte kleur een smalle tankleurige streep. De binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en de binnenzijde van de achterbenen zijn wit gekleurd. De borstkleur is een mengeling van zwart en tankleur. Spitsen in zijde zijn tankleurig. De oogkleur is donkerbruin en de nagels zijn donker hoornkleurig. De grond- en tussenkleur op dek is donkerblauw. De grondkleur aan de buik is eveneens donkerblauw.
Otter Bruin De dekkleur is glanzend donkerbruin. De triangel en de neusgaten zijn tankleurig, de oogringen zijn licht tankleurig. De buik, kin, onderkant van de staart en de binnenkant van de oorschelpen zijn wit, met aan de grens met de bruine kleur een smalle tankleurige streep. De binnen- en achterzijde van de voorbenen, de helft van de bovenzijde en de binnenzijde van de achterbenen zijn wit gekleurd. De borstkleur is een mengeling van bruin en tankleur. Spitsen in zijde zijn tankleurig. De oogkleur is donkerbruin; onder een bepaalde belichting vertonen de ogen een rode gloed. De nagelkleur is ook donkerbruin. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het bruin naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is blauw. De grondkleur aan de buik is eveneens blauw.
Rondom de ogen een tankleurige ring die overal een gelijke breedte heeft
van + 3 mm, de snuitbegrenzing bevindt zich in de neusgaten. Deze moet smal, scherp begrensd en tankleurig zijn. Langs en van de
onderkaak af, die van onderlip tot keel tankleurig moet zijn, smal en scherp begrensd een intensief tankleurige streep, die doorloopt tot in de nek. Aan de oorwortels bevindt
zich aan de voorzijde een klein ovaalvormig vlekje, het z.g. Orenvlekje, als een voortzetting van de triangel. De binnenzijde van de oren hebben een tankleurige omzoming. De
triangel moet tankleurig zijn. Deze wordt gevormd door twee zijden in het verlengde van de kaakranden, die tot elkaar komen ter hoogte van de schouderbladen en zo een mooie
scherpe belijnde driehoek vormen. De tankleur op de borst begint direct onder de kin en strekt zich uit tot tussen de voorbenen, gaat over in de buikkleur en vormt hiermede
een geheel. De tankleur moet zich op de borst zo hoog en breed mogelijk uitspreiden. De voorbenen zijn aan de binnen- en achterzijde tankleurig en aan voor- en buitenzijde
zwart, terwijl iedere teen een tankleurige vlek draagt. Op de voorzijde bevinden zich losstaande tanharen, die voor de tentoonstelling worden weggehaald. De achterbenen zijn
aan de binnenzijde en op de halve bovenzijde, aansluitend op de binnenzijde, tankleurig. De voetzolen zijn licht gekleurd. De dekkleur is zuiver egaal zonder roest of
schifting of anders gekleurde haren. De kleur van de kop is zwart, zo ook de buitenzijde van de voor- en achterbenen en de buitenzijde en bovenzijde van oren en staart; over
de achterbenen loopt in de lengte een scherpe scheidingslijn tussen zwart en tankleur. De buitenste teen bevindt zich in het zwarte deel, maar hebben wel tanvlekjes; de andere
tenen zijn tankleurig. Aan de buitenzijde van de voorbenen, bij de borst, bevindt zich een krans van tankleurige haren, waardoor de borstkleur voller en breder wordt. Op de
zijden en achterhand bevinden zich lange uitstekende tankleurige getopte haren, de "spitsen". Zij nemen minstens de helft van de zijden in
beslag. De staart is het zwakst gekleurd aan het uiteinde; de onderzijde is licht tankleurig. De dekkleur is zwart, bruin of blauw. Wat betreft de tankleur wordt nog enige
soepelheid betracht. Zwart De dekkleur is glanzend diep zwart. De borst- en buikkleur is vurig tankleurig, deze kleur strekt zich zoveel mogelijk uit tot de haarwortels. Borst- en buikkleur behoren egaal te zijn. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de Tandwerg De onderzijde van de staart is licht tankleurig. De schoot-vlekken bevinden zich tussen de achterbenen, deze zijn roodbruin gekleurd. De nagelkleur is donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. De tussenkleur is zwart en volgt zover mogelijk de dekkleur tot de wortel. De grondkleur op de rug, triangel, borst en schootvlekken is donkerblauw.
De dekkleur is glanzend donkerbruin. De borst- en buik-kleur is tankleurig, deze kleur strekt zich zoveel mogelijk uit tot de haarwortels. Borst- en buikkleur behoren egaal te zijn. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de Tandwerg De onderzijde van de staart is licht tankleurig. De schoot-vlekken bevinden zich tussen de achterbenen, deze zijn roodbruin gekleurd. De nagelkleur is donker hoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder een bepaalde belichting tonen ze een rode gloed. De tussenkleur is bruin en volgt zover mogelijk de dekkleur tot de wortel. De grondkleur op de rug, triangel, borst en schootvlekken is blauw.
De dekkleur is glanzend staalblauw. De borst- en buikkleur is tankleurig, deze kleur strekt zich zoveel mogelijk uit tot de haarwortels. Borst- en buikkleur behoren egaal te zijn. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de Tandwerg. De onderzijde van de staart is licht tankleurig. De schootvlekken bevinden zich tussen de achterbenen, deze zijn tankleurig. De nagelkleur is hoornkleurig. De oogkleur is blauw. De tussenkleur is blauw en volgt zover mogelijk de dekkleur tot de wortel. Hoe dieper zich het blauw naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur op de rug, triangel, borst en schootvlekken is van iets lichtere nuance. De snorharen zijn respectievelijk zwart, bruin of blauw. Dit betreft alleen de snorharen die niet in het tankleurige gedeelte van de bovenlip staan, aangezien deze licht tankleurig zijn.
|
||