Amsterdamse Tippler |
||||
c 06-20 |
NL 1010 |
|||
Land van oorsprong: Nederland, Amsterdam. Algemeen voorkomen: Kleine, parmantige compacte tuimelaar, middelhoge stand, horizontale houding (“vlak”). Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop Ogen Oogranden Snavel Keel Hals Borst Rug Vleugels Staart Benen Bevedering |
Kleine, parmantige, compacte duif. Middelhoge stand, horizontale (vlakke) houding. Klein. Goed gerond en gevuld voorhoofd. Parelkleurig. Fijn; donker tot zwart. Nauwelijks middellang en fijn; bij voorkeur recht ingeplant; zwart. Goed uitgesneden. Middellang, naar de kop toe dunner wordend. Breed, rond en naar voren gedragen. Kort, licht afhellend. Goed ontwikkeld, vleugeldracht normaal. Smal, horizontaal gedragen, voorbij de slagpennen reikend. Kort, fijn, nagels zwart. Glad en zacht. |
|||
Kleurslagen: ØWit Ø Licht ooievaar met gekleurde staart; Ø Licht ooievaar met witte staart; Ø Blauw gestorkt geband; Ø Blauw zwartgeband; Ø Blauw schimmel zwartgeband. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. Behalve in de buitenste zeven slagpennen zijn van buitenaf onzichtbare schakelpennen toegestaan. |
||||
Fouten: Grof, lang type; hoge stand, afhellende stand; te smalle of te weinig geronde borst; dikke hals; smalle kop, te weinig voorhoofdvulling, hoekige kop, platte kop; te grove of te lange snavel, afhangende snavel; te rode oogkleur; brede oogranden, te lichte oogranden; slechte kleur. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kopvorm ü Snavel en oogkleur ü Kleur Ringmaat: 7 mm. |
||||
speciaalclub |
||||