Berlijnse Kortsnavelige Tuimelaar |
||||
c 03-17 |
D 904 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland, Berlijn. Algemeen voorkomen: Klein, kort, middelhoge stand, actieve, trotse houding, kortsnavelig. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop Ogen Oogranden Snavel
Neusdoppen Keel Hals
Borst Rug Vleugels
Staart Benen
Bevedering |
Kortsnavelige, kleine korte duif. Middelhoge stand, een trotse houding. Klein, rond, breed en gewelfd voorhoofd. Brede, lichtparelkleurige iris, donker bij wit. Smal; kleur conform de snavelkleur. Vrij kort, relatief dik en stomp; naar beneden gericht, een stompe hoek met het voorhoofd vormend. Licht bij wit, kakizilver, geelgeband, rood-, geel- en isabel-geëksterd (“bont”) en witpen in deze kleurslagen; hoornkleurig bij de parelkleurige en zilvergeëksterd. Bij alle andere kleuren bij voorkeur donker. Fijn, weinig ontwikkeld. Goed uitgesneden. Niet te kort, slank en vol aangezet. Bij doffers wat dikker. Eenkleurig, blauw-schimmel, rood- en geelgeband bij opwinding sidderhalzig, bij koperkleurige wordt dit nagestreefd. Breed en naar voren gedragen. Kort en breed in de schouders. Stuit iets zichtbaar. Kort, gesloten en onder de staart gedragen, zodat de verhoogde stuit goed opvalt. Bij geëksterd, witpen, witte en koper wordt dit nagestreefd. Kort, in actie horizontaal gedragen. Middellang, met middellange, dichte, afgeronde voetbevedering met gierhakken. Bij voorkeur kort; goed ontwikkeld, glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, zwart, koper. Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband (parelkleurig), lichtblauw schimmel (zilveruilig), kakizilver geband (isabel); Ø Blauwschimmel (uilig), blauwzilverschimmel (pareluilig), kakizilverschimmel (isabeluilig) blauwgestorkt geband (blauwlichtuilig); Ø Roodgeband, geelgeband; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw-, blauwzilver-, kakizilver-, ijskleuriggeëksterd; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw-, blauwzilver-, kakizilver- en ijskleurigwitpen. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard behalve met *). De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. Blauw: staalblauw, kop en hals donkerblauw met kevergroene glans. Roodgeband*) en geelgeband*): roomwit met rode respectievelijk gele banden; aanzet derde band of drie banden is gewenst; kleurspatten op de hals zijn toegestaan. Blauwschimmel (uilig): mag niet geschubd of gezoomd lijken. Geëksterd: zonder of met kleinere of grotere witte harttekening op de voorhals; rug wit. Witpen: aan elke vleugel 5-10 aaneengesloten buitenste slagpennen en voetbevedering wit; witte rug wordt nagestreefd; wit bij de aars en ongelijk aantal witte slagpennen is toegestaan. Koper: gelijkmatige, intensieve koperkleur (kastanjebruin), bij voorkeur zonder “roet”. Bij toenemende leeftijd wordt de grondkleur vooral bij doffers donkerder. Buitenvanen en einden van de slagpennen, onderrug, staart en voetbevedering blauwzwart; staartband zwart. |
||||
Fouten: Grof of lang; sterk afhellende stand; op de staart gedragen vleugels bij éénkleurige, schimmels en gebande; platte kop, spitse snavel, horizontaal ingestoken snavel; ontbreken van actie bij rood- en geel gebande; erg brede oogranden, rode oogranden; bij geëksterde ernstige tekeningfouten, spiegels en schimmel in de staart; onbevederde tenen. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kop en snavel ü Oogkleur ü Voetbevedering ü Kleur en tekening Ringmaat: 8 mm. |
||||
speciaalclub |
||||