Berlijnse Langsnavelige Tuimelaar |
||||
c 03-17 |
D 805 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland, Berlijn. Algemeen voorkomen: Fijn en slank; hoge stand met bijna horizontaal gedragen lichaam, verticaal gedragen hals en horizontaal gedragen kop en snavel. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen
Oogranden Snavel
Neusdoppen Keel Hals Borst Buik Rug Vleugels
Staart
Benen
Bevedering |
Fijn en slank gebouwde duif. Hoge stand met nagoenoeg horizontaal gedragen lichaam. Horizontaal gedragen; heel smal, naar voren lang getrokken, van boven gezien wigvormig. De bovenkopbelijning vanaf de snavelpunt een rechte lijn vormend zonder druk of sterke kneep, op het achterhoofd met een rechte hoek in de halsbelijning overgaand. Ondanks zijn lengte mag de kop niet grof lijken. Tamelijk groot met kleine pupil en heel lichte, bijna witte iris, bij voorkeur zonder bloedadertjes. Bij wit ook donker. Smal; de kleur conform de kleur van de bevedering; bij wit, rood en geel bleek. Recht, lang en dun; horizontaal gedragen, naar voren spits uitlopend zonder over de ondersnavel te reiken. Kleur bij blauw en zwart donker, bij blauwzilver hoornachtig, bij kakizilver, rood en geel en wit blank. Vlak aanliggend. Diep uitgesneden. Lang, dun en recht; verticaal gedragen. Smal, niet vooruit gedragen. Zwak ontwikkeld en iets opgetrokken. Vlak, slechts weinig afhellend; smal, ook in de schouders. Strak tegen het lichaam gedragen; de boegen naar voren staand zonder door de borstveren te worden bedekt; slagpennen gesloten op de staart rustend, zonder te kruisen. Goed gesloten, bijna horizontaal gedragen en ten minste een duimbreedte voorbij de vleugeluiteinden reikend. Lang en fijn, nauw gesteld met lange loopbenen en dijen, hielgewricht iets naar achteren en naar binnen gedrukt zonder elkaar te raken; tenen goed gespreid. Met strak aanliggende, dunne tot aan de tenen lopende bevedering. Goed ontwikkeld en strak aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, wit met donkere ogen; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw-, parelkleurig- en geelzilvergeëksterd; Ø Zwart- ,rood-, geel-, blauw zwartgeband-, parelkleurig geband- en geelzilver geband witpen. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. Blauw bij voorkeur donker (staal)blauw. Geëksterd: witte hartvormige halsvlek (“hart”), halverwege tussen borst en keel; ook zonder halsvlek. Het “hart”klein, niettemin is iedere grootte toegestaan, zolang de vlek een gesloten figuur vormt. De gekleurde schouderbevedering mag niet over de vleugels reiken. De onderrug wit; staart met bovenstaartdek bij voorkeur met zuivere kleur, geen schimmel of spiegels. Aan de witte en aan witpennen mogen hoge eisen aan de raskenmerken worden gesteld. Witpen: aan elke vleugel 7-9 aaneengesloten buitenste slagpennen en de beenbevedering tot aan het hielgewricht wit. |
||||
Fouten: Grof lichaam; te breed of afzettend voorhoofd, te zwaar of te rond achterhoofd; vlekkerige, te dikke, of gebogen snavel; laagzichtig; dikke neusdoppen; rode oogranden; te dikke of gebogen hals; keelwam; sterk naar voren gebogen dijen; ernstige afwijkende tekening. Kleine vlek in het oog is slechts een heel kleine fout. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Kop en snavel ü Type en stand ü Hals ü Benen ü Ogen ü Kleur en tekening Ringmaat: 7 mm. |
||||
speciaalclub |
||||