Spreeuwduif |
||||
c 02-17 |
D 405 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland Algemeen voorkomen: Krachtig, doch slank veldduiventype. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden
Snavel
Hals Keel Borst Rug Vleugels Staart Benen
Bevedering |
Krachtig en slank veldduiftype. Middelhoog; licht afhellende houding. Langwerpig rond; licht gewelfd. Gemonnikte met puntkap; witplaten met schelpkap, alle andere kleurslagen ongekapt, met schelpkap of puntkap. Vurig rood, bij gemonnikt en witplaat donker. Smal en onopvallend; licht tot rood bij gemonnikt, witplaat, rood en geel; bij de andere kleurslagen donker. Middellang. Bij gemonnikt, rood en geel vleeskleurig; bij witplaat vleeskleurige bovensnavel en zwarte ondersnavel; bij de andere zwarte snavel. Middellang, vol uit de schouders komend. Goed uitgesneden. Goed gerond, licht naar voren gedragen. Lang, goed gerond, licht afhellend. Lang, vleugeldracht normaal. Lang, staartdracht normaal. Kort, nagels zwart, alleen bij gemonnikt licht; voeten rood, bij jonge zwarte ook nog donker. Strak aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart-, rood-, geel- en blauw witgeband; Ø Zwart-witgeschubd, blauw-witgeschubd; zilvergeschubd en blauw-zilvergeschubd; Ø Zwart witgeband-, blauw witgeband-, zwart witgeschubd-, blauw witgeschubd- zilvergeschubd- en blauw zilvergeschubd witstaart; Ø Zwart witgeband-, blauw witgeband-, zwart witgeschubd-, blauw witgeschubd- zilvergeschubd- en blauw zilvergeschubd witplaat; Ø Zwart witgeband-, blauw witgeband-, zwart witgeschubd-, blauw witgeschubd- zilvergeschubd- en blauw zilvergeschubd gemonnikt. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. 1. Zwart witgeband: Grondkleur diep zwart met groene glans, zonder bruin of schimmel in de slagpennen en/of staart. Hals groen schitterend. Onder op de voorhals de gemêleerde tot zuiver witte halvemaanvormige spreeuwtekening, de maan. Die ontstaat doordat op deze plaats de veren een witte punt met een fijne zwarte, groenglanzende zoom hebben. De halve maan ca. 3 cm breed met ongeveer de dubbele lengte. Naar boven en naar beneden scherp begrensd, zonder gapingen, naar beide zijden spits uitlopend en niet in de hals verlopend. Spreeuwtekening in de korte hals- en/of borstveren is fout. Banden zuiver wit, lang en smal en op de rug geschedien. 2. Zwart-witgeschubd (vroeger gemarmerd): Grondkleur en spreeuwtekening; vleugelschild met gelijkmatige, fijne, witte, pijlvormige schubtekening, zo mogelijk over het hele vleugelschild. Slagpennen met vinktekening. 3. Blauw witgeband: Grondkleur zuiver blauw, vleugelschilden gelijkmatig, slagpennen donker. Spreeuwtekening als bij zwart witgeband; banden wit met zwarte bandzoom, lang en smal. 4. Blauw witgeschubd: Grondkleur en spreeuwtekening als bij blauw-witgeband; vleugel-schilden met regelmatige schubtekening met zwarte zoming; slagpennen zonder vinktekening. 5. Rood- en geel witgeband: Grondkleur rood respectievelijk geel; spreeuwtekening en banden als bij zwart witgeband. 6. Witplaat: Grondkleur en spreeuwtekening als bij respectievelijk zwart witgeband, zwart witgeschubd, blauw witgeband of blauw witgeschubd. Witte kopplaat, aan de achterzijde omsloten door een brede schelpkap met rozetten. De kopplaat begrensd door een rechte lijn vanaf de snavelhoek door de ogen of onderrand van de ogen naar de schelpkap toelopend. De witte kopplaat moet in de volle breedte tot aan de kap reiken. “Snorretje”tussen de ogen en snavelhoek is gewenst, maar is geen eis. 7. Witstaart: Grondkleur en spreeuwtekening als bij respectievelijk zwart witgeband, zwart witgeschubd, blauw witgeband of blauw witgeschubd. Staartveren met bovenstaartdek wit, onderstaartdek (kiel) gekleurd. Boven de neusdoppen een kleine witte snip. 8. Gemonnikt: Grondkleur en spreeutekening als bij respectievelijk zwart witgeband, zwart witgeschubd, blauw witgeband of blauw witgeschubd. Kop, aan elke vleugel 7 – 10 aaneen-gesloten buitenste slagpennen, staart met boven- en onderstaartdek wit. Tekening scherp begrensd. Iets wit aan de hielgewrichten is toegestaan. Smalle en hoog oplopende puntkap, naar beneden in een scherpe nekkam overgaand. 9. Zwart- en blauw geschubd: Grondkleur als bij zwart- respectievelijk blauw witgeband. De spreeuwtekening als een ca. 15 mm brede met zwarte respectievelijk blauwe puntjes ge-mêleerde band rondom de hals en op de schouders in de schoudertekening (hart) verlopend. Wit vleugelschild; elke veer met op het eind een pijlpuntvormige zwarte respectie-velijk blauwe vlek. De schouder en bovenrugbevedering met dezelfde tekening, echter is deze meestal meer gezoomd. Vinktekening als bij zwart witgeschubd. Blauw met of zonder vinktekening. 10. Zwart- en blauw zilvergeschubd witplaat: Kleur en spreeuwtekening als bij zilvergeschubd (9), koptekening als bij witplaat (6). 11. Zwart- en blauw zilvergeschubd witstaart: Kleur en spreeuwtekening als bij zilvergeschubd (9), witstaarttekening en snip als bij witstaart (7). 12. Zwart- en blauw zilvergeschubd gemonnikt: Kleur en spreeuwtekening als bij zilvergeschubd (9), monniktekening als bij gemonnikt (8). Blauwe zweem in de buikkleur bij zwart is toegestaan. |
||||
Fouten: Te klein; stoppels op de voeten; gebrekkige kap; bij alle blauwe varianten te donkere grondkleur. Zwart witgeband: grauwe, matte of glansloze kleur; roest in de maan en/of banden, erg gebrekkig gevormde maan of banden; schimmel in de slagpennen, staart of kiel; schubtekening op lichaam of schimmelige kop. Zwart witgeschubd: als bij zwart witgeband; ontbrekende vinktekening, erg licht geschubd schild. Blauw witgeband: erg donkere kleur; lichte of grijze slagpennen; wit aan de buik, rug of kiel; gekartelde of brede banden. Blauw witgeschubd: als bij blauw witgeband, erg onregelmatige of onzuivere schubtekening. Zilvergeschubd: onvoldoende grondkleur, schimmelige kop, geschubde dijen, roest op de vleugel-schilden, bij gesloten vleugel zichtbare schimmel in de slagpennen, ontbrekende vinktekening bij zwart zilvergeschubd, of te grove vinktekening in beide kleurslagen. Witplaat: gebrekkige koptekening; lichte ondersnavel; “baardje”, dunne of smalle kap. Witstaart: ontbrekende snip; witte of geschimmelde kielveren; minder dan 12 witte staartpennen. Gemonnikt: veel wit aan de aars, aan één of beide vleugels minder dan 7 of meer dan 10 witte slagpennen; meer dan 2 pennen verschil; brede puntkap, aangeslagen snavel. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kleur (bij de zeldzaame getekende gaat tekening voor) ü Banden en vleugeltekening ü Maan respectievelijk halsring ü Kap ü Snavel- en oogkleur, oogranden Ringmaat: 7 mm. |
||||
speciaalclub |
||||