Holle Kropper |
||||
c 02-17 |
NL 331 |
|||
Land van oorsprong: Nederland. Algemeen voorkomen: Brede, korte, dwergkropper; middelhoge stand, horizontale houding met enigszins opwaarts gedragen staart en met zodanige ronde vormen, dat de duif, van terzijde gezien, met vol geblazen ballon als het ware in een cirkel staat. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop Ogen Oogranden Snavel Neusdoppen Hals
Ballon
Borst Buik
Rug Vleugels
Staart
Benen
Bevedering |
Breed, kort, dwergtype. Middelhoog; horizontale houding. Langwerpig met licht gewelfd voorhoofd. Donker bij wit, bij de overige kleurslagen oranjerood. Smal, kleur conform de kleur van de bevedering. Middellang; kleur conform de kleur van de bevedering. Klein. Lang, soepel achterwaarts over de rug gebogen, zodat een loodlijn vanuit het oog neergelaten achter de benen de grond raakt, doch niet te diep doorgebogen, zodat de kop op de rug rust, los gedragen. Zodanig opgeblazen, dat de cirkelvormige belijning van de vogel niet wordt onderbroken; soepel; en beheerst gedragen en over de schouders bloezend. Breed en vol uitspringend, aan alle kanten gevuld, diep en gerond. Diep en goed gevuld, vanaf de voorbouw half cirkelvormig tot in de kiel en staart verlopend. Breed bij de schouders, daarna kort, breed en hol. Breed, de lengte in verhouding tot het lichaam, tot even voor het staarteinde reikend, gesloten en nauwelijks kruisend. Kort met brede stevige pennen; gesloten en horizontaal gedragen: staarteinde ter hoogte van een (denkbeeldige) horizontale lijn door het oog. Middellang: nagelkleur conform de snavelkleur; voeten bij voorkeur onbevederd doch lichte bevedering is toegestaan. Overvloedig, glad en gesloten. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, zwart, rood, geel, dun, andalusisch blauw; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband; Ø Blauw-, roodzilver-, blauwzilver-, geelzilver gekrast; Ø Zwartbont, dominant roodbont, dominant geelbont, blauwbont zwartgeband, blauwzil-verbont donkergeband, roodzilverbont geband, geelzilverbont geband; Ø Recessief roodbont = met rode staart, recessief geelbont = met gele staart; Ø Meellicht ongeband, meellicht geband, geleeuwerikt (meellicht gekrast); Ø Blauw-, roodzilver-, geelzilver- en blauwzilver schimmel; Ø Zwart licht getijgerd; Ø Zwart, geel-, rood- en dun donker getijgerd. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. Bont: halve maanvormige, zo mogelijk symmetrische vlek op de ballon (slab), onderste gedeel-te van de borst, buik, dijen en aan elke vleugel tenminste 7 aaneengesloten buitenste slagpen-nen wit. De overige bevedering gekleurd. Op de vleugelschilden bij de boegen een rozet be-staande uit 7–12 witte veertjes afgewisseld door gekleurde, zodat niet een witte vlek ontstaat. |
||||
Fouten: Te groot of te klein; te weinig actie; te smal lichaam, te weinig voorbouw; te hoge stand, te lage stand; sterk afhellende rug, zodat de staart de grond raakt; stijve of scheef gedragen hals, scheef geblazen ballon; naast het lichaam geplaatste benen; onder de staart gedragen vleugels; teveel vleugelkruising; scheve staart; foutieve oogkleur; rode oogranden bij wit. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Actie ü Hals en ballon ü Achtervulling ü Kleur en tekening ü Oogkleur Ringmaat: 8 mm. |
||||