Starwitzer Kropper |
||||
c 02-17 |
D 320 |
|||
Land van oorsprong: Polen, Silezië Algemeen voorkomen: Slank, krachtig met peervormige krop, middelhoge vrije stand, opgerichte houding en schelpkap. Voorpartij langer dan de achterpartij. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden Snavel
Neusdoppen Hals Ballon
Borst Rug Vleugels
Staart
Benen
Bevedering |
Slank, krachtig type. Middelhoog; opgerichte houding. Langwerpig gerond, gevuld voorhoofd met brede, veerrijke, geronde schelpkap aan beide kanten afgesloten met sprekende, maar niet te grote rozetten. De kap moet boven de schedel uitsteken. Parelkleurig (kleine bloedadertjes zijn toegestaan), bij geëksterd donker. Smal, vleeskleurig tot rood. Middellang, niet te fors; donker bij blauw zwartgeband, blauw gekrast, blauwschimmel; vleeskleurig bij eenkleurige en geëksterde; bij zwart is snavel-stip toegestaan; alle andere kleuren donker tot licht hoornkleurig; bij de gele variëteiten lichte snavelkleur. Glad. Bij voorkeur lang, naar achteren matig uitgebogen. Groot, peervormig, aan de borst zichtbaar afzettend; grootste omvang bovenaan en zo hoog reikend, dat de snavel erop rust. Niet te breed, vol, lang borstbeen. Lang, weinig hol; schouders niet te breed, goed gewelfd, niet uitstaand. Krachtig, niet tot staarteinde reikend; vleugeldracht normaal. Brede slagpennen, mogen licht afgesleten zijn. Smal, gesloten, met de rug een licht gebogen lijn vormend, de bodem niet rakend. Recht, middellang, vrij en niet breed staand, dijen zichtbaar en vloeiend in het lichaam verlopend. Goed ontwikkeld, glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, zwart, rood, geel; blauw ongeband, blauwzilver ongeband; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver gekrast; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilverschimmel (geband); Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw ongeband-, blauw zwartgeband- en blauw gekrast witpen; Ø Zwart-, rood-, geel- en blauw geëksterd; Ø Zwart-, blauw-, rood en geel donker getijgerd. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. Blauw, blauw-, rood- en geelzilver met schone schilden, niet gewolkt of roetig. Naar doorge-kleurde rug wordt gestreefd. Banden niet te breed, schoon, lang en bij voorkeur gescheiden. De gekraste met bij voorkeur gelijkmatig en sprekend vleugelpatroon. Witpen: aan elke vleugel 4 – 9 aaneengesloten buitenste slagpennen wit; met maximaal verschil van twee pennen. Blauwschimmel: de grondkleur is een met lichte schimmel overtrokken teer blauw, aan de hals en kop eveneens teer glinsterend blauwgrijs met schimmeling en groenige glans. Vleugelbanden en staartband zwart, slagpennen donker, schilden bij voorkeur gelijkmatige kleur en schimmeling. Blauwzilverschimmel: zoals bij blauwschimmel. Vanwege de verdunde kleur van blauw een lichter blauwgrijs met zilvergrijze hals en kop. Vleugel- en staartband donker evenals bij voorkeur de slagpennen. Roodzilverschimmel: kop en lichaam roomkleurig, de vleugelschilden witachtig en bij voor-keur schoon. De vleugelbanden intensief wijnrood en scherp, de slagpennen van buitenaf gezien wit, de binnenvanen met kleurstof; geen staartband; gekleurde staartspiegels gelden als kleurreserve en zijn niet fout. De wijnrood gekleurde hals wordt met tere, kleurintensieve ge-lijkmatig groenglinsterende rondom met witte schimmelrand omgeven kleurspatten verlangd, wat bij opblazen duidelijk als sprenkeling toont. Geelzilverschimmel: als bij roodzilverschimmel, als verdunde kleur van roodzilverschim-mel is de lichaamskleur heel licht roomkleurig en wijnrood in plaats van intensief geel. Geëksterd: kop, vleugels, dijen en buik wit, de overige bevedering inclusief de onderrug en kiel gekleurd; bij voorkeur een gekleurde voorhoofdstip. Donker getijgerd: volgens kleurenblok. |
||||
Fouten: Te klein of te plomp lichaam; te lage stand; te vlakke of te steile houding; bekousde voeten; onvoldoende, te breed aangezette of scheve ballon, overblazen met te grote of onstabiele ballon; smalle, scheve of onderbroken schelpkap, ontbrekende rozetten; niet correct afgedekte rug; sabelpennen; sterk kruisende slagpennen; niet afdekbare en daardoor zichtbare derde band; gebrekkige banden of kraspatroon; matte of onzuivere kleur. Schimmels: zeer onregelmatige halstekening; erg onzuivere of te donkere onderborst-, buik- en schildkleur. Witpen: minder dan 4 of meer dan 9 witte slagpennen en meer dan 2 pennen verschil. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type ü Actie ü Ballon ü Houding ü Stand (standhoogte) ü Kap ü Oog- en snavelkleur ü Kleur en tekening Ringmaat: 8 mm. |
||||