Luikse Barbet |
||||
c 02-17 |
B 723 |
|||
Land van oorsprong: België, de stad Luik en omgeving Algemeen voorkomen: Middelgroot, compacte Meeuwduif, lage stand en iets opgerichte houding. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden
Snavel
Neusdoppen Hals Keel Borst Rug Vleugels Staart Benen Bevedering |
Middelgroot, kort en gedrongen met brede borst. Licht opgericht. Afhellend. Gerond en breed. De snavel-voorhoofdlijn zonder enige indeuking tussen snavel en voorhoofd. Hoogste schedelpunt boven het oog. Niet belangrijk, mits beide ogen gelijk. Smal, soms met lichte oneffenheden. kleur conform kleur van de bevedering. Vrij kort, breed; in het verlengde van de voorkop, zonder indeuking. Kleur in overeenstemming met de kleur van de bevedering. Breed en weinig vooruitstekend. Tamelijk kort, breed aan de basis. Goed ontwikkeld jabot. Goed uitgesneden; Zeer breed, vol, vooruit gedragen. Kort. Kort, brede slagpennen; vleugeldracht normaal. Staartdracht normaal. Kort, nagelkleur in overeenstemming met de kleur van de bevedering. Rijk en glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, zwart, dominant rood, dominant geel; Ø Blauw-, blauwzilver-, poederzilver-, roodzilver- en geelzilver ongeband; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver schimmel; Ø Zwart en blauw lichtgetijgerd; Ø Zwart en blauw donkergetijgerd; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband en geelzilver geband; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver-, geelzilver- en bruinzilver gekrast; Ø Blauw donkergekrast. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver. De stuit steeds gekleurd, behalve bij getijgerde. |
||||
Fouten: Type te lang en te smalle borst; platte of te smalle schedel; rode oogranden; keelwam; veerscheiding in de hals; bonte stuit, witte nagels behalve bij wit. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kop en snavel ü Ogen en oogranden ü Jabot ü Kleur en bevedering Ringmaat: 9 mm. |
||||