Luikse Meeuw |
||||
c 06-20 |
B 719 |
|||
Land van oorsprong: België, de stad Luik. Algemeen voorkomen: Een wat kleinere duif dan de postduif, maar daar doet hij sterk aan denken. Gladkoppig Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop Ogen Oogranden Snavel Neusdoppen Hals Keel Borst Rug Vleugels
Staart Benen Bevedering |
Kleine schildmeeuw met iets naar voren tredende, brede borst. Niet te hoog; nagenoeg horizontaal. Goed gerond, met geronde schedel; voorhoofd zonder indeuking. Donkerbruin. Smal en fijn van weefsel; bleek. Middellang; onder- en bovensnavel even dik; blank; Klein en fijn. Middellang; jabot goed vol, recht lopend, zich langs beide kanten uitspreidend. Goed uitgesneden; geen keelwam. Breed en vol; iets vooruittredend. Plat en goed gevuld. Goed aangesloten, op de staart rustend zonder te kruisen en de rug goed afdekkend. Kort en smal, goed gesloten, nagenoeg horizontaal gedragen. Eerder kort dan middellang; nagels blank. Glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart, rood, geel, dun, bruin; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, roodzilver geband, geelzilver geband, bruinzilver geband; blauw- en blauwzilver ongeband; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver-, geelzilver- en bruinzilver gekrast; Blauw donkergekrast; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw-, blauwzilver- en bruin witgeband. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver. Geheel wit met gekleurd schild; aan elke vleugel 7 – 10 buitenste pennen wit; aan beide vleugels vier gekleurde duimveren. Bij de gebande de banden lang, smal en zuiver; kraspatroon scherp. |
||||
Fouten: Te grof type; te grove kop, gedeukt voorhoofd; te lange of te korte snavel; aangelopen snavel; te weinig jabot; onregelmatig gekleurd schild; aan elke vleugel minder dan 7 of meer dan 10 witte buitenste slagpennen. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kop en snavel ü Jabot ü Kleur en tekening Ringmaat: 8 mm. |
||||