Oud-Hollandse Meeuw |
||||
c 02-17 |
NL 703 |
|||
Land van oorsprong: Nederland. Algemeen voorkomen: Middelgrote, witte meeuwduif met gekleurde of witte schilden, middelhoge stand, horizontale (“vlakke”) houding, jabot en puntkap. Voorhoofdlijn opvallend overgaand in de vlakke schedel. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Puntkap
Ogen Oogranden Snavel
Neusdoppen Hals
Keel
Borst Rug
Vleugels
Staart Benen
Bevedering |
Middelgroot. Middelhoog; horizontale houding. Langwerpig en niet te smal; grootste breedte voor de ogen; voorhoofd goed gevuld, met van opzij gezien, lichtgewelfde, ononderbroken snavel-voorhoofd-lijn, opvallend overgaand in de vlakke schedellijn, die opwaarts overgaat in de puntkap. Gelijkmatig gevormd, boven de schedel uitstekend, aan weerszijden gesteund door stevige veren, die in de nek een ononderbroken kam vormen (“manen”). Groot, donker. Smal, fijn, bleek, de ogen goed omsluitend. Middellang, krachtig, recht, breed aangezet en goed gesloten. De denkbeeldig doorgetrokken snavellijn moet door het oog lopen. Fijn, vlak aanliggend. Middelmatig lang, goed gevuld en bij de schouders het breedst; verticaal gedragen. Goed uitgesneden. Van ca. 1 cm onder de keel tot op de borst een goed ontwikkeld jabot. Breed, diep en goed gerond. Breed en kort, iets hol tussen de schouders; vanaf de schouders naar de staart toe iets afhellend. Opgetrokken en goed gesloten gedragen, het lichaam goed omsluitend, het staarteinde dicht naderend; vleugeldracht normaal. Kort, smal, goed gesloten en horizontaal gedragen. Middellang; niet te dicht bij elkaar geplaatst en in de hielgewrichten iets achterwaarts doorgeknikt. Nagels vleeskleurig. Overvloedig, zacht, goed aanliggend en glanzend. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit; Ø Zwartschild, dunschild, roodschild en geelschild; Ø Blauwschild zwartgeband, blauwzilverschild donkergeband, roodzilverschild geband en geelzilverschild geband; Ø Blauwschild-, roodzilverschild-, blauwzilverschild- en geelzilverschild gekrast. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver. De schildgetekende geheel wit behoudens de gekleurde schilden. Aan elke vleugel 7 – 12 aaneengesloten witte buitenste pennen; naar gekleurde duimveren wordt gestreefd, aan elke vleugel moet tenminste één duimveer gekleurd zijn, behalve bij wit. Enige kleur achter de benen is toegestaan. Zwart, rood en geel met glans; de gebande met twee goed doorlopende, smalle vleugelbanden; bij de gekraste moet het kraspatroon scherp zijn met goed zichtbare vleugelbanden. |
||||
Fouten: Te lang type, te smal type; afhellende houding; te spitse, te vlakke of te ronde voorkop, kneep, springsnavel (bolle bovensnavel), afwijkende oogkleur, gekleurde of grove oogranden; afwij-kende kap; keelwam; aan elke vleugel minder dan 7 of meer dan 12 aaneengesloten witte buitenste pennen; ontbrekende duimveren, aan één of beide vleugels 4 witte duimveren, behalve bij wit; afwijkende beenkleur; kleur op andere plaatsen dan waar dat is toestaan; witte vleugelboeg(en). Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kop ü Jabot ü Kleur en tekening Ringmaat: 8 mm. |
||||