Saksische Schildduif |
||||
c 02-17 |
D 471 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland, Saksen. Algemeen voorkomen: Krachtig, diepgesteld veldduiventype met bijna horizontale houding en goed ontwikkelde voetbevedering; ongekapt, met schelpkap of dubbelgekapt. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden Snavel Hals Keel Borst Rug Vleugels Staart Benen
Bevedering |
Krachtig veldduiftype. Diepgesteld; bijna horizontale houding. Langwerpig rond met matig hoog, gewelfd voorhoofd; ongekapt, met schelpkap of dubbelgekapt. De schelpkap vrijstaand, breed en dicht, door rozetten begrensd. De snavelrozet rond, gesloten en voor goed zicht van de duif goed onderbouwd. Donker. Smal, licht vleeskleurig tot rood. Middellang, vleeskleurig. Middellang, aan de basis fors, naar de kop toe dunner wordend. Goed uitgesneden. Breed, goed gerond, diep en naar voren gedragen. Lang, breed in de schouders, licht afhellend. Krachtig, breed, vleugeldracht normaal. Lang, staartdracht normaal. Middellang, voetbevedering goed ontwikkeld met brede, zijwaarts groeiende veren, goed overbouwd, gerond, gesloten en aansluitend aan de gierhakken. Rijk ontwikkeld, goed aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver witgeband; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver witgeschubd; Ø Blauw ongeband, blauwzilver ongeband; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband; Ø Blauw- en blauwzilver gekrast. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. De lakkleuren met veel glans; blauw licht en gelijkmatig; de banden zuiver, strak, lang en van elkaar gescheiden; bij blauw wit vleugelpatroon met smalle zwarte zoming, bij blauwzilver met smalle donkere zoming. Schubpatroon driehoekig en regelmatig. Grondkleur wit; de vleugelschilden, inclusief duimveren gekleurd. Aan elke vleugel 8 – 10 aaneengesloten buitenste slagpennen wit en aan elke vleugel 4 gekleurde duimveren. |
||||
Fouten: Klein lichaam; te hoge stand; matte of onzuivere kleur; gekleurde vlanken, dijen of rug; witte slag- of mantelpennen tussen de gekleurde; te weinig of te veel witte slagpennen, meer dan in totaal 1 of ontbrekende duimveren; roest of sterke peper in de banden of schubbing, erg brede, korte, sterk gekartelde of onderbroken banden; zichtbare aanzet van derde band; korte, of niet gesloten voetbevedering; slecht afgedekte rug; smalle of scheve kap; kleine, opgerichte of hangende snavelrozet; beperkte zichtvrijheid; aangelopen snavel. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Grootte ü Kleur ü Tekening ü Vleugelpatroon ü Voetbevedering ü Kap en snavelrozet ü Snavel- en oogkleur Ringmaat: 11 mm. |
||||
speciaalclub |
||||