Saksische Veldkleurduif |
||||
c 06-20 |
D 475 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland, Saksen, Thüringen. Algemeen voorkomen: Krachtig, diepgesteld veldduiventype met bijna horizontale houding en goed ontwikkelde voetbevedering; ongekapt of met schelpkap. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden Snavel
Hals Keel Borst Rug Vleugels Staart Benen
Bevedering |
Krachtig veldduiftype. Diepgesteld; bijna horizontale houding. Langwerpig rond met matig hoog, gewelfd voorhoofd; ongekapt, of met rozetten begrensde schelpkap. Oranje. Smal, naar gelang de veerkleur licht tot rood of donker. Middellang, donker bij blauw en zwart, bij lichtblauw donker, bij rood en geel licht (bij rood is eeen licht aangelopen ondersnavel toegestaan), bij roodzilver- en geelzilver gekrast hoornkleurig, bij isabel licht hoornkleurig. Middellang, aan de basis fors, naar de kop toe dunner wordend. Goed uitgesneden. Breed, goed gerond, diep en naar voren gedragen. Lang, breed in de schouders, licht afhellend. Krachtig, met brede veren, vleugeldracht normaal. Lang; staartdracht normaal. Middellang, voetbevedering goed ontwikkeld met brede, zijwaarts groeiende veren, goed overbouwd, gerond, gesloten en aansluitend aan de gierhakken. Rijk ontwikkeld, goed aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw-, lichtblauw- en isabel witgeband; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw- en lichtblauw witgeschubd; en lichtblauw witgeschubd; Ø Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband; Ø Roodzilver-, geelzilver- en blauwzilver gekrast. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. De lakkleuren met veel glans. De witte banden lang, strak, smal en gescheiden, bij blauw en blauwzilver met donkere zoom met een fijne zwarte zoom; schubtekening schoon en regelmatig, bij blauw en blauwzilver witgeschubd met smalle omzoming, zwart witgeschubd met en zonder vinktekening. Blauw niet te licht en niet te donker zonder gewolkte vleugelschilden. Lichtblauw: met gelijkmatige lichtblauwe kleur, niet melig en egaal, alleen in de hals een mat- groene glans. Slagpennen en voetbevedering licht uitlopend, staart met lichte staartband, vleugelbanden respectievelijk schubtekening zonder zoom (fijne lichte zoom is toegestaan). Isabel: gelijkmatige, tere kleur, waarop de witte banden nog zichtbaar zijn. Bij licht-blauw en isabel zijn de duivinnen wat donkerder dan de doffers. Roodzilver en geelzilver gekrast met lichte slagpennen, staart en voetbevedering. Volle krastekening met lichte veerpunten (donker gekrast). |
||||
Fouten: Klein lichaam, hoge of sterk afhellende stand; matte, ongelijkmatige of baluwige lakkleuren; erg licht of gewolkt blauw, bij lichtblauw en isabel te donkere of gewolkte kleur, bij lichtblauw licht gemêleerde kop, violette hals, koperkleurige borst; wit aan aars of rug; schimmel aan de achterhals; aanzet van maan op de voorhals; bij gesloten vleugels zichtbare schimmel in de slagpennen, voetbevedering, staart of kiel; witte staartpennen, korte, gekaltelde of onzuivere banden (roest, peper); korte sprietieg, naar voren stekende, onregelmatig gevormde of sterk beschadigde voetbevedering; slecht afgedekte rug; smalle of scheve kap; donker hoornkleurige snavel bij rode of gele. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Grootte ü Kleur ü Vleugelpatroon ü Voetbevedering ü Oog- en snavelkleur Ringmaat: 11 mm. |
||||
speciaalclub |
||||