Oudhollandse Kapucijn

c 02-21

NL 603

Land van oorsprong: Nederland.

Algemeen voorkomen: Middelgrote duif; middelhoge stand, horizontale (“vlakke”) houding, kort lichaam met een brede volle borst; middellange hals met bijzondere veerstructuur. Moet zich tijdens de beoordeling goed strekken.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

Oogranden

Snavel

Neusdoppen

Hals

Keel

Borst

Rug

Vleugels

Staart

Benen

Bevedering

Middelgrote duif.

Middelhoog; horizontale houding.

Middellang, breed en goed afgerond met iets voorhoofdsvulling; op het achterhoofd een brede kap.

Iris parelkleurig, enige rode adering is toegestaan.

Rood, fijn en éénrijig.

Middellang; blank, nabij de snavelbasis meer roodachtig.

Fijn.

Middellang, gestrekt, bij de borst krachtig.

Goed uitgesneden.

Breed en diep, duidelijk naar voren tredend.

Breed tussen de schouders, wigvormig.

Niet voorbij het staarteinde reikend.

Tamelijk kort, vrij smal, goed gesloten en horizontaal gedragen.

Middellang en krachtig.

Kap: Hoog aangezet, rechtop staand, breed en regelmatig.

Kraag: Zonder onderbreking op de kap aansluitend en doorlopend tot op de schouders. De kraagveren afstaand van de wangen, van terzijde gezien ten hoogste tot aan de ogen reikend; beide zijden mogen elkaar op de hals niet raken.

Nekvulling: Goed gesloten, breed en vol bevederd. Op de hals aan weerszijden een ovale rozet, zo laag mogelijk aangezet.

Kleurslagen:

Ø  Wit, rood (recessief) en geel (recessief);

Ø  Zwart-, rood-, geel-, dun-, blauw zwartgeband-, blauwzilver donkergeband-, roodzilver geband- en geelzilver geband gemonnikt;

Ø  Blauwzilver gekrast gemonnikt;

Ø  Blauwschimmel geband gemonnikt; blauwzilverschimmel geband gemonnikt.

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw getijgerd gemonnikt.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

Zwart-, rood-, geel- en dunkleurige met veel glans; blauw bij voorkeur helder blauw.

Bij gemonnikt  kop, buik, dijen staart en aan elke vleugel tenminste 7 en maximaal 12 buitenste pennen wit.

Bij getijgerd zijn meer witte slagpennen toegestaan.

De borst gekleurd tot minimaal 2 cm voorbij het begin van het borstbeen en maximaal tot 2 cm voor de benen en scherp afgescheiden van het witte achterlijf. Enige kleur achter de benen is toegestaan. De kop wit tot tenminste 0,5 cm onder de oogrand en ruim beneden de ondersna-vel. De binnenzijde van de kap geheel gekleurd.

Bij getijgerd moet de monniktekening behouden (herkenbaar?) blijven met uitzondering van het maximum aantal witte pennen.

Fouten:

Te klein; te lang of plomp type; gedrukte of afhellende stand; neiging tot blazen; twee rozetten aan één zijde; vooroverhellende kap; onregelmatige of onderbroken kraag; kraag aan de voorzijde te gesloten; aangelopen snavel; koptekening vast aan één of beide ogen; minder dan 7 of meer dan 12 aaneengesloten witte buitenste pennen; gekleurde veren aan de buik, voor en/of aan de benen.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type

ü  Stand

ü  Hals- en beenlengte

ü  Kap en kraagverloop

ü  Nekvulling en rozetten

ü  Kleur en tekening

ü  Ogen en oogranden

Ringmaat:  8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

structuurduiven