Seltsjoekenduif

c 02-17

D 613

Land van oorsprong: Turkije /Konia-Anatolië

Algemeen voorkomen: Bijna middelgrote duif met lage stand en bijna horizontale houding, kort bevederde poten en puntdakvormige staart (omgekeerde V-vorm).

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

Oogranden

Snavel

 

Neusdoppen

Hals

Keel

Borst

Rug

 

Vleugels

 

Staart

 

 

 

 

 

Benen

Bevedering

Bijna middelgrote duif, met kenmerkende staart.

Laag; bijna horizontale houding

Duidelijk oplopend, gevuld voorhoofd, licht afgevlakte schedel zonder scherpe kanten, glad, met een zogenaamde stierennek in de achterhals overgaand.

Iris enigszins parelkleurig grijsgestreept; enige rode beadering toegestaan;

smal en glad, lichtgrijs, bij witte dieren licht.

Krap middellang, licht afhangend, licht hoornkleurig met donkere snavelpunt, die mits nauwelijks zichtbaar,ook bij witte dieren is toegestaan.

Weinig ontwikkeld, glad.

Kort en krachtig en rechtop gedragen.

Goed uitgesneden. Een lichte vorm van stierennek wordt nagestreefd.

Breed en goed gerond, iets opgetrokken en licht naar voren gedragen.

Breed bij de schouders, licht afvallend, met een licht holle lijn overgaand in de staart.

Breed. Strak tegen het lichaam gedragen, de slagpennen zijdelings op de staart liggend.

Licht opgetrokken gedragen, bestaand uit twee, bij voorkeur gelijkmatige, staarthelften, in het midden gesloten. De puntdakvormige staart opgebouwd uit circa 16 – 32 brede staartpennen. Het aantal pennen is niet bepalend voor de kwaliteit van de staart. Door de rasspecifieke afwijkende stand van de stuurveren, die elkaar van buitenaf naar het midden van de staart toe overlappen, kunnen hun binnenvanen licht naar boven omkrullen.

Kort, bekousd, de tenen bijna volledig bedekt.

Rijk ontwikkeld, glad, in de hals iets losser.

Kleurslagen:

Ø  Zwart, wit;

Ø  IJskleurig ongeband;

Ø  Zwart-witstaart.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

Witstaart: de staartveren, de staartdekveren en bij voorkeur ook de stuit wit. Enkele gekleurde kielveren zijn toegestaan. Aan weerszijden kunnen tot twee buitenste staartpenne gekleurd zijn. Toegestaan is 1–1, 2–2 of 2-1 gekleurde buitenste staartpennen, evenals wat wit rond de aars.

IJskleurig: alleen in hals en nek mag de donkere onderkleur van de veren licht doorschemeren. Slagpennen donker; staartband donker; met lichte eindzoom.

Fouten:

Vlakke, smalle borst; dunne hals; hoge stand; kale loopbenen; smal en vlak voorhoofd; zwarte snavel; grove en/of zwarte oogrand; trechtervormige of rommelige staartvorm, te steile staart-dracht, smalle staartpennen, hangvleugels. Bij wit onzuivere kleur, bij zwart-variaties matte kleur.

Zwart-witstaart: teveel wit op rug en buik; afwijkend gekleurde staartpennen.

IJskleurig: aanzet tot banden; onzuivere ijskleur; van buitenaf (gesloten vleugel) te veel zicht-bare schimmel in slagpennen en staart. Zeer matte staartband of ontbrekende ijskleurige rand achter de staartband.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type, stand en houding

ü  Staartvorm en staartdracht

ü  Kop

ü  Ogen

ü  Kleur en tekening

Ringmaat:  8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

structuurduiven