Thüringer Schildduif |
||||
c 06-20 |
D 459 |
|||
Land van oorsprong: Duitsland, Thüringen. Algemeen voorkomen: Krachtig veldduiventype met middelhoge stand en bijna horizontale houding. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop Ogen Oogranden
Snavel Neusdoppen Hals Keel Borst Rug Vleugels Staart Benen Bevedering |
Krachtig veldduiftype. Middelhoog; bijna horizontale houding. Langwerpig, goed gerond; voorhoofd niet te smal, gewelfd, ongekapt. Donker. Smal, rood bij de lekkleuren, vleeskleurig tot rood bij de andere kleurslagen; rood wordt nagestreefd. Middellang, licht vleeskleurig. Weinig ontwikkeld. Middellang, aan de basis krachtig, naar de kop toe dunner wordend. Goed uitgesneden. Breed, goed gerond. Lang, breed in de schouders, licht afhellend. Lang,maar niet tot het staarteinde reikend; vleugeldracht normaal. Middellang, staartdracht normaal. Middellang, nagels licht. Lang, goed ontwikkeld, glad aanliggend; bij zwart, rood en geel zijn vetschachten toegestaan. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart, rood, geel; blauw- en blauwzilver ongeband; Ø Blauw zwartgeband, roodzilver geband, blauwzilver donkergeband, geelzilver geband; Ø Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- en geelzilver gekrast. Ø Lichtgrijs donkergezoomd; Ø Blauw bronsgeband; blauwzilver sulfur geband. Ø Blauw bronsgeschubd, blauwzilver sulfurgeschubd; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver witgeband; Ø Zwart-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver witgeschubd; Ø Rood gezoomd. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De lakkleuren zuiver en intensief en, behalve de witgebande en witgeschubde, met doorgekleurde ondervleu-gels; enkele witte veren zijn toegestaan. Bij blauw-, rood- en geelzilver schone, niet gewolkte vleugelschilden. De banden schoon, smal, lang en gescheiden. Gekraste en geschubde met scherp en regelmatig getekend vleugelpatroon. Bij brons- en sulfergeschubd het vleugelpatroon met zwarte zoom. Bij lichtgrijs donkergezoomd lichtgrijze schildkleur met donkere zoming. Alleen de schilden met de duimveren gekleurd; de overige bevedering, inclusief aan elke vleugel 8 – 10 aaneengeslo-ten buitenste slagpennen wit. De schilden moeten van opzij gezien gelijkmatig afgerond zijn. |
||||
Fouten: Klein lichaam; te lange, smalle of platte kop; te hoog of te vlak voorhoofd; erg bleke, brede of grove oogranden; aangelopen snavel; veerstoppels aan de voeten; matte of onzuivere kleur; erg brede, korte of gekartelde banden, aanzet tot derde band, aanzet tot banden bij ongebande, erg onregelmatig vleugelpatroon; minder dan 8 en meer dan 10 witte slagpennen aan elke vleugel; meer dan in totaal 1 witte of ontbrekende duimveer; gekleurde flanken, dijen of rug. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Tekening ü Kleur ü Oog- en snavelkleur Ringmaat: 8 mm. |
||||
speciaalclub |
||||