Duitse Dubbelgekapte Trommelduif

c 07-20

D 502

Land van oorsprong: Duitsland

Algemeen voorkomen: Grote, krachtige, rijk bevederde duif met een zo vrije stand, dat de goed ontwikkelde voetbevedering en gierhakken zichtbaar zijn, bijna horizontale houding; sprekende kopstructuur; zware voetbevedering.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

 

 

Ogen

 

 

Oogranden

Snavel

 

 

Hals

Keel

Borst

Rug

Vleugels

Staart

Benen

 

Bevedering

Groot, krachtig, rijk bevederd veldduiftype.

Bijna laag; bijna horizontale houding.

Fors, breed met rechtopstaande, hoog zittende, veerrijke, brede schelpkap, met of zonder zijrozetten, scheiding gewenst; snavelrozet veerrijk, ovaal van vorm, zo mogelijk rondom gesloten, het grotere voorste deel moet de neusdoppen bedek-ken. Voor goed zicht van de duif is een goed onderbouwde snavelrozet geëist.

Donker oranje (bij rood en verdundkleurige iets lichtere iris toegestaan), bij wit en erwtengeel (geelzilver) donker, bij licht getijgerde oranje of donker, afhan-kelijk van de kopkleur.

Smal; licht tot donker naar gelang de veerkleur.

Middellang; licht bij lichte kleurslagen, hoornkleurig bij de blauwzilvers, rood-zilvers en geelzilvers, donker tot zwart bij donkere kleurslagen. Bij rood is aangelopen snavel toegestaan.

Kort, dik.

Vol.

Diep gedragen, breed en naar voren tredend.

Breed, lang, licht afhellend.

Fors en breed, niet helemaal tot het staarteinde reikend. Vleugeldracht normaal.

Lang, met brede veren. Staartdracht normaal.

Kort met lange, dichte voetbevedering zonder gapingen. De goed overbouwde en afgeronde voetbevedering opzij gericht en aansluitend aan de lange gierhakken.

Rijk, breed, strak aanliggend.

Kleurslagen:

Ø  Wit, zwart, rood, geel, andalusisch blauw;

Ø  Blauw zwartgeband, blauwzilver donkergeband, erwtengeel geband, roodzilver geband en geelzilver geband (erwtengeel);

Ø  Blauw-, blauwzilver-, roodzilver- , geelzilver en erwtengeel gekrast;

Ø  Blauw, blauwzilver en erwtengeel ongeband;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver witgeband;

Ø  Zwart-, rood-, geel-, blauw- en blauwzilver witgeschubd;

Ø  Zwart sproetkop met of zonder vleugelrozetten;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw donker getijgerd;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw licht getijgerd;

Ø  Blauw schimmel (zwartgeband).

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver.

De lakkleuren intensief en met veel glans; blauw, blauwzilver, roodzilver en geelzilver zuiver, niet gewolkt of “roetig”; banden zuiver, niet te breed, lang en gescheiden.

Gekraste met regelmatig en scherp vleugelpatroon, kraspatroon op rug en dijbenen is toege-taan; blauwzilver en blauwzilver gekrast zonder okerkleurige borst.

Roodzilver geband en gekrast, geelzilver geband en gekrast met gekleurde kop (en gekleurde ogen), ook de slagpennen, staart en voetbevedering moeten zwak gekleurd zijn.

Erwtengeel: intensief geel gekleurde hals, bovenborst en banden. De onderborst, buik en schilden ivoorkleurig. Staartkleur bij doffers heel licht, bij duivinnen ivoorkleurig. Bij duivin-nen zijn zichtbare kleur op de onderzijde van de staart en licht grijze kleur op onderborst en buik toegestaan. De slagpennen in “gesloten” houding en de voetbevedering wit. De kop wit zonder gekleurde uitloper naar de ogen.

Sproetkop met glansrijke zwarte kleur, met witte veren gespikkelde kop, indien met vleugelro-zen, aan elke vleugelboeg enkele (5 tot 10) witte veren.

Donker getijgerd: slagpennen, staart, buik en voetbevedering gekleurd, de verdere bevedering gelijkmatig wit en gekleurd getekend.

Licht getijgerd: op witte ondergrond  een zo regelmatig mogelijk verdeelde (niet vlekkerige) gekleurde tekening. Dieren die slechts enkele witte respectievelijk gekleurde veren hebben gelden noch als donker, noch als licht getijgerd.

Witgeband en witgeschubd: meestal iets kleiner met kortere veren, vergen een tolerante beoordeling; de witte banden en schubtekening van blauw en blauwzilver met smalle, zwarte zoming.

Fouten:

Klein, smal lichaam; te opgerichte stand, te hoge stand; scheve, gedeelde, te korte of veerarme snavelrozet, uitgesproken hangrozet, steile rozet, belemmerd zicht; te smalle, scheve, te diep zittende of onregelmatige kap; sterk ontwikkelde kaprozetten; te korte of niet gesloten voetbe-vedering, ontbrekende bevedering aan de binnentenen; sabelpennen, slechte rugafdekking; zeer losse bevedering; rode oogranden; matte kleur; blauwe aanslag bij zwart, rood en geel; witte rug bij de blauwe kleuren; schimmel in de slagpennen, staart en voetbevedering; gebrekkig vleugelpatroon. Bij erwtengele uitgesproken witte slab, gewolkt vleugelschild, onvoldoende kleur aan de bovenhals, sterke blauwe kleur aan borst speciaal bij doffers. Bij sproetkoppen, donker en licht getijgerde zeer onregelmatige tekening.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Type en stand

ü  Kopstructuur

ü  Voetbevedering

ü  Kleur en tekening

ü  Oogkleur

ü  Snavelkleur

Ringmaat:   12 mm.

speciaalclub

duivenrassen

trommelduiven