Dragoon |
||||
c 06-19 |
SBI: GB / 104 |
|||
Land van oorsprong: Engeland Algemeen voorkomen: Middelgroot, krachtig brede borst, lage stand, afhellende houding. Horizontaal zicht, liefst iets naar boven gericht; krachtige stompe snavel; neusdoppen in de lengterichting geribd; vurige ogen. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen
Oogranden
Snavel
Neusdoppen
Hals
Keel Borst Rug
Vleugels Staart Benen Bevedering |
Middelgroot, krachtig, breed type. Laag; afhellende houding. Breed tussen de ogen, van oogrand tot oogrand licht gewelfd, verloop naar snavel wigvormig zonder kneep. Kopbelijning zonder hoeken overgaand in de stiennek en hals. Fonkelend donkerrood bij de kleurslagen met zwarte snavel tot oranjerood bij de rode, oranje bij de gele en donker bij wit. Aan de voor- en bovenzijde drierijig, naar beneden en naar achteren wat smaller, niet boven de schedel uitkomend en gescheiden van de neusdoppen. Kleur conform de bevedering. Zeer krachtig en stomp. Boven- en ondersnavel gelijke sterkte en goed gesloten (krachtige ondersnavel verhoogt de waarde). Het verlengde van de snavellijn onder het oog door lopend. De kleur conform de bevedering. Kort achter de sanvelpunt beginnend, recht en naar het voorhoofd wat oplopend, van terzijde gezien wigvormig, van boven gezien tolvormig met ribbels in lengterichting, ook bij oude dieren nog herkenbaar; fijn van weefsel en met de kop een harmonisch geheel vormend; zonder uitwassen. Bij oude dieren is een lichte wratstructuur aan de ondersnavel toegestaan. Vol uit de schouders tredend, naar voren gericht, met slechts een geringe versmalling in de stierenhals overgaand; eerder kort dan middellang. Uitgesneden. Breed en goed gerond. Breed bij de schouders en vlak, naar de staart wigvormig versmallend en afhellend. Krachtig en breed, zichtbare vleugelboegen, verder vleugeldracht normaal. Naar verhouding kort; staartdracht normaal. Tamelijk ver naar achteren en breed geplaatst, kort. Krachtige dijbenen. Glad aanliggend en hard. |
|||
Kleurslagen: Ø Wit, zwart, (recessief) rood, (recessief) geel, andalusisch blauw, dominant rood, dominant geel; Ø Blauw zwartgeband, roodzilver geband, blauwzilver donkergeband, geelzilver geband, indigo geband; Ø Blauw-, roodzilver-, blauwzilver- , geelzilver- en indigo gekrast; blauw donker gekrast; Ø Blauwschimmel, roodzilverschimmel, blauwzilverschimmel. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver. Gekleurde rug. |
||||
Fouten: Te klein, te smal, te lang; dunne lange hals; te hoge of te te vlakke stand, smalle of hoekige kop, gekenepen achter de neusdoppen; dunne snavel; grove of slechte structuur van de neusdoppen; laagzichtig; oogranden overal even breed, oogranden boven de schedel uitkomend en/of vast aan neusdoppen; matte oogkleur; witte rug. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Kop en snavel ü Wratstructuur ü Ogen en oogranden ü Kleur en tekening Ringmaat: 10 mm. |
||||
speciaalclub |
||||