Aargauer Witstaart |
||||
C 03-17 | CH 410 | |||
Land van oorsprong: Zwitserland, het kanton Aargau. Algemeen voorkomen: Slank veldduiventype met bijna horizontale houding, puntkap en bevederde benen. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop Puntkap
Ogen Oogranden Snavel
Neusdoppen Hals Keel Borst Rug Vleugels Staart Benen Bevedering |
Slank veldduiftype. Middelhoog; bijna horizontale houding. Fijn, iets gestrekt; steil oplopend voorhoofd. Hoog aangezet, met de veren van de achterhals tot in de punt van de kap een scherpe, ononderbroken kam vormend. Donkerbruin. Smal, fijn, onopvallend van kleur. Middellang, slank. Bij rood en geel vleeskleurig, bij blauwzilver hoornkleurig, bij bruin donkerhoornkleurig, bij de andere kleurslagen zwart. Het verlengde van de snavellijn moet door de onderste helft van het oog lopen. Fijn. Niddellang, slank. Goed uitgesneden. Matig breed, goed gerond. Licht afhellend. Vleugeldracht normaal. Naar verhouding lang, staartdracht normaal. Middellang, tot aan de punten van de tenen dicht bevederd. Glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart, rood, geel, bruin; Ø Blauw ongeband, blauwzilver ongeband; blauw zwartgeband; blauwzilver donkergeband; Ø Blauw- en blauwzilver gebrast; Ø Blauw- en blauwzilver witgeband; Ø Blauw- en blauwzilver witgeschubd. |
||||
Kleur en tekening: Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren gelijkmatig, intensief, respectievelijk zuiver. Banden schoon, lang en gescheiden; gekrast en geschubd met zo regelmatig mogelijke vleugeltekening. Staartpennen en bovenstaartdek wit. De overige bevedering, inclusief de kiel gekleurd. Rechte. Scherpe kleuraftekening op de onderrug. |
||||
Fouten: Plomp of klein lichaam; vlak voorhoofd, sterk laagzichtig; laag aangezette of brede kap; opval-lende inkeping in de nekkam; grove, opvallende oogranden; minder dan 12 witte staartpennen, ontbrekende of slecht gekleurde kielveren; te donkere kop bij blauw en blauwzilver, sterk afzettende of roestige buikkleur, matte of onzuivere kleur; onscherpe kleurbegrenzing op de onderrug; korte of roestige banden, aanzet tot derde band; te kleine of te grote voetbevedering. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type en stand ü Grootte ü Kleur en tekening ü Voetbevedering ü Kop en kap ü Ogen en oogranden ü Snavel Ringmaat: 9 mm. |
||||
speciaalclub |
||||