Berner Halbschnäbler |
||||
c 03-17 |
CH 483 |
|||
Land van oorsprong: Zwitserland Algemeen voorkomen: Markant, krachtig lichaam, middelhoge stand, bijna horizontale houding en puntkap. Sterk ontwikkelde oogranden, opvallende tekening. Raskenmerken: |
||||
Type Stand Kop
Ogen Oogranden Snavel Neusdoppen Hals Borst Rug Vleugels Staart Benen Bevedering |
Markant, krachtig. Middelhoog; bijna horizontale houding. Tamelijk smal, licht gewelfd met hoog aangezette opvallende puntkap. De veren van de achterhals tot de punt van de kap vormen een scherpe kam. Oranjerood. Goed ontwikkeld; vurig rood; het oog gelijkmatig omvattend. Lang, krachtig, waskleurig; gekleurde ondersnavel toegestaan. Goed ontwikkeld, glad. Middellang, fors aan de schouders, naar de kop toe dunner wordend. Vol en breed. Licht afhellend. Lang; vleugeldracht normaal. Lang; staartdracht normaal. Zeer krachtig, middellang. Glad aanliggend. |
|||
Kleurslagen: Ø Zwart- en roodbont |
||||
Kleur en tekening: Kop intensief gekleurd met witte, niet al te grote snip; hals, borst, buik en vleugelsschilden zo regelmatig mogelijk bont. De slag- en staartpennen zijn aan de uiteinden onscherp gekleurd. De mantelpennen en grote vleugeldekveren zijn aan de einden onscherp gekleurd of gevlekt. |
||||
Fouten: Klein lichaam; hangvleugels; bleke oogranden, oogvlekken; gevlekte bovensnavel; te weinig of onregelmatige tekening, ontbrekende snip. Meer dan één witte slag- of staartpen; geheel witte kiel. Beoordeling: ü Algemeen voorkomen ü Type, stand en grootte ü Kleur en tekening ü Kap ü Snavelkleur ü Ogen en oogranden Ringmaat: 9 mm. |
||||
Aanvullende informatie: Het bestaan van het ras is tot in het midden van de 19e eeuw terug te volgen. Toen was het in de omgeving van de stad Bern bekend als Turkse duif, later “Griss”. Zijn toenmalige tweekleurige snavel vormde de reden, waardoor het ras uiteindelijk de thans nog geldende naam “Halbschnäbler” kreeg. Vleugelwijdte 70 – 75 cm. |
||||
speciaalclub |
||||