Herkomst: België.
Algemene indruk:
Nauwelijks middelgrote, goed gevulde landgans met een aflopende rug en goed ontwikkelde, doch strakke buik, middelhoog gesteld.
Vormbeschrijving
Romp: middellang, vol, middelbreed, goed gerond met aflopende ruglijn.
Kop: krachtig ontwikkeld, middellang, iets gewelfde schedel.
Ogen: levendig en vol.
Snavel: sterk, nauwelijks middellang, vanaf de snavelpunt jets hol naar de snavelaanzet lopend.
Hals: krachtig, nauwelijks middellang, goed ontwikkeld, iets gebogen gedragen, lichte halsgroeven, aan de keel strak
uitgesneden.
Rug: middelbreed, jets gewelfd, naar achteren afhellend,goed gerond.
Borst: vrij breed, goed gerond, iets naar voren gedragen en strak overgaand in de buik.
Buik: goed ontwikkeld, strak belijnd, goed gerond.
Vleugels: middellang, breed, goed aangestoten gedragen, vleugelpunten raken elkaar op de stuit.
Staart: vrijwel gesloten, nagenoeg horizontaal gedragen.
Poten: middellang, stevig ontwikkeld.
Gevederte: glad aanliggend.
Eventuele verschillen tussen gent en gans
Behoudens verschil in gewicht geen opmerkelijke verschillen.
Ernstige fouten en fouten:
Afhankelijk van de ernst: te plompe bouw; keel- en/of buikwamontwikkeling; rechte hals; op de rug sterk gekruiste vleugeleinden.
Gewicht: Gent: 5,0 — 6,0 kg. Gans: 4,0 — 4,5 kg.
Ringenmaat: Voor beide geslachten: 22 mm.
Kleurslag:
Bont: kleur en tekening van gent
en gans zoals omschreven onder kleurfactor V van de Algemene kleurbeschrijving met als
verschil, dat de flanktekening nauwelijks aanwezig is. Het gekleurde gedeelte op de vleugels is minder groot; bet buitenste gedeelte van de vleugelband- en boegveren zijn
wit.
Ogen: donkerbruin; pupil: zwart.
Snavel: oranjegeel; snavelnagel: licht hoornkleurig.
Poten: geel.
|