Weense middensnavelige Tuimelaar

c 06-20

SBI: A / 835

Land van oorsprong: Oostenrijk, Wenen.

Algemeen voorkomen: Slank, hoge stand met opgerichte houding, lange hals en benen, hoekige kop.

Raskenmerken:

Type

Stand

Kop

 

Ogen

 

 

 

Oogranden

 

 

Snavel

 

 

Neusdoppen

Hals

Keel

Borst

Rug

Vleugels

Staart

Benen

 

Voeten

 

Bevedering

Slank, met lange hals en benen.

Hoog; opgerichte houding.

Langwerpig, smal; bovenkop vlak, aan de kanten hoekig; voorkop schuin aflopend met een stompe hoek naar de snavel.

Zo helder mogelijk pareloog met een kleine en scherp begrensde pupil. Door de brede oogrand lijkt het alsof het oog dicht bij het schedeldak en de snavel ligt; iris melkwit met lichtblauwe schakering is ook toegestaan, bij vetblauw("wilde") donker.

Breed, glad; blauw tot zwart (bij donker ooievaar wordt dit nagestreefd, bij witten wordt rood nagestreefd), bij alle rode en gele licht tot rood, bij roodzilvers conform de veerkleur.

Middellang, dun, horizontaal ingeplant; de snavellijn evenwijdig aan het schedeldak en het verlengde denkbeeldig juist onder het oog doorlopend. Zwart, bij roodzilvers donker, bij wit, rood en geel vlees- tot licht hoornkleurig.

Weinig ontwikkeld.

Lang, dun, loodrecht gedragen.

Goed uitgesneden.

Smal, niet naar voren tredend.

Smal, sterk afhellend.

Lang, smal, vleugelboegen wat afstaand; verdere vleugeldracht normaal.

Smal, staartdracht normaal, zonder de grond te raken.

Lang, dun, nauw en recht staand; dijbevedering gesloten, nagelkleur conform de snavelkleur.

Onbevederd, bekousd met goed ontwikkelde gierhakken (blauwe) of met korte voetbevedering en goed ontwikkelde gierhakken.

Glad en strak aanliggend.

Kleurslagen / variëteiten:

Kaalbenig:

Ø  Zwart, rood, geel, wit;

Ø  Blauw zwartgeband en vetblauw (“wilde”), roodzilver geband;

Ø  Blauw- en vetblauw gekrast, blauw-, roodzilver en blauw donker gekrast;

Ø  Donker ooievaar en licht ooievaar;

Ø  Zwart-, rood- en geel ooievaar;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw gedekt;

Ø  Zwart-, rood-, geel- en blauw kievit;

Ø  Zwart-, rood- en geel rozetgetijgerd.

Bekousd:

Ø  Licht ooievaar;
Voetbevederd:
Ø  Zwart, rood, geel;

Ø  Blauw zwartgeband;

Ø  Donker ooievaar en licht ooievaar.

Kleur en tekening:

Zie voor kleuren het hoofdstuk “Specificatie van kleuren” in de NBS-standaard. De kleuren intensief, respectievelijk zuiver.

Eénkleurig: kleuren zuiver.

Fouten: afwijkende veerkleur, lichte of grauwe buitenvanen bij de buitenste staartpennen bij zwart, rood of geel.

Blauw: halskleur met kevergroene glans; bij duivinnen is een donkerder schildkleur toegestaan.

Fouten: roestige aanslag in de hals; lichte kop, lichte rug; lichte buik, roetige kleur; te brede of onscherpe banden.

Vetblauw: donkerblauwgrijs; vanaf de onderborst via de buik, dijen en aarsbevedering iets lichter

Fouten: rode of lichte oogranden.

Donker ooievaar: kop, oren, baard (kleine slab) en hals zwartblauw; hals met sterke violet en/of groenglans, daarbij fijn wit gesprenkeld. Buik en dijen wit. Vleugelschilden blauwgrijs met fijne witte spikkeling; zwarte banden; staart donkerblauw met zwarte staartband.

Fouten: te veel wit op vleugel- en schouderbevedering; andere dan witte buik.

Licht ooievaar: grondkleur wit; aan elke vleugel tenminste 6 aaneengesloten buitenste slagpennen gekleurd; de uiteinden van de staartpennen zwartgrijs gezoomd of alle geheel wit.

Fouten: aanzet tot banden; gekleurde veren aan de kop en hals; aan elke vleugel minder dan 6 gekleurde buitenste slagpennen, witte veren in gezoomde staart, gekleurde veren in witte staart; erg onzuivere staartkleur. Meer dan 2 verkeerd gekleurde veren in de staart.

Zwart-, rood-, en geel ooievaar: grondkleur wit; baard, staart, slagpennen en zo mogelijk veel mantelpennen gekleurd; gekleurde mantel- en slagpendekveren zijn toegestaan.

Fouten: gekleurde veren aan hals, buik of dijen; witte slagpennen.

Gedekt: kop, baard, staart en vleugels gekleurd, overige bevedering (hals, borst, buik en rug) wit.

Fouten: onregelmatige tekening, witte veren in de gekleurde veervelden en omgekeerd; matte kleur.

Kievit: borst, buik en dijen wit, de overige bevedering gekleurd. De kleurscheiding zo mogelijk ter hoogte van de vleugelboegen.

Fouten: ongelijkmatige tekening, gekleurde veren aan buik en dijen; volledig donkere snavel bij rood- en geel kievit.

Rozetgetijgerd: gehele bevedering gekleurd uitgezonderd enige witte veren op het voorste gedeelte van de vleugelschilden en een witte V-vormige vlek tussen de schouders; deze kan ook ontbreken.

Fouten: te weinig of vlekkige vleugeltekening.

Fouten:

Bij alle kleurslagen: grof lichaam; te lage of horizontale stand; slechte vleugeldracht; te weinig markante kop, holle kop, steil of erg vlak voorhoofd; te korte, dikke of afhangende snavel; korte of gebogen hals; keelwam; rode adertjes in de iris; afwijkende oogrand- of snavelkleur; nagelkleur. Witte veren in een gekleurde staart of gekleurde veren in een witte staart

Kleurslaggebonden fouten: zie bij betreffende kleurslag.

Beoordeling:

ü  Algemeen voorkomen

ü  Kopvorm, snavelzetting

ü  Type en stand

ü  Hals en beenlengte

ü  Halsvorm

ü  Oogkleur

ü  Kleur en tekening

Ringmaat:  kaalbenig: 7 mm. ; bekousd en voetbevederd: 8 mm.

speciaalclub

duivenrassen

tuimelaars/hoogvliegers S-Z